We gaan terug in de tijd. Het is eigenlijk aan prins Willem de Tweede te danken dat we ooit kennis konden maken met Janus, het grote wilde varken uit de Onzalige Bossen, nabij De Steeg en Ellecom. In 1648 liet Willem een “wildpark” aanleggen op de zuid-oost Veluwezoom, dat maar liefst 7 bossen omvatte. Eén daarvan was het Onzalige Bos, waar deze geschiedenis zich afspeelde. Hoe men aan de naam van dit bos is gekomen, is niet geheel duidelijk. Er zijn mensen die denken dat hier het woud zonder genade gezocht moet worden, het “Nemus Infestum”, van keizer Julianus. Er zijn echter meer bosgebieden die voor deze benaming in aanmerking komen. Wel wijzen diverse namen zoals “Afgodsberg” en “Offerberg” er op, dat het er in vroegere jaren niet pluis moet zijn geweest.
Op enkele plaatsen zijn zelfs urnen met as en beenderen gevonden. De meest plausibele verklaring is die van “onzaal” of “onsael”, wat onafhankelijk betekent. Het jachtgebied van de Oranjes was oorspronkelijk zo’n 1.400 ha. groot en was geheel omrasterd. Later liet koning-stadhouder Willem de Derde er Koningslanen aanleggen. Eén van deze onverharde wegen liep dwars door de Onzalige Bossen in min of meer rechte lijn westwaarts, naar de Ginkelse heide. Deze laan is in het bosgebied van Hof te Dieren nog steeds te vinden. Het gebied is nu eigendom van de Stichting Twickel.
Vanaf 1911 verwierf de Vereniging Natuurmonumenten diverse bossen en landgoederen in dit deel van de Veluwe. Als eerste het landgoed Hagenau. In 1933 werden de aangrenzende Onzalige Bossen aangekocht. Deze verwervingen werden meestal gerealiseerd met hulp van het rijk en provincie. Ook steunden veel leden de Vereniging financieel. Samen met de bossen van Hagenau zijn de “Onzaligen” een lust voor het oog. Oude loofbossen op rijke (leem)grond zijn zeldzaam in ons land.
Janus
In de 50- en 60-er jaren van de vorige eeuw verpachtte Natuurmonumenten de grofwildjacht in de meeste gevallen aan derden. Dat gebeurde in dit deel van Veluwezoom ook. De toenmalige jachtcombinatie rasterde ruim 1.000 ha in. In dat gebied leefden al wilde zwijnen en edelherten. Mede dankzij een flink bijvoederingsbeleid breidde met name het aantal zwijnen zich sterk uit. Het afschieten in de winterperiode gebeurde meestal door drijfjachten te houden. Tegenwoordig is de drijfjacht verboden en komt men tot afschot via selectief beheer. Op de terreinen van Natuurmonumenten gebeurt dat meestal door eigen personeel.
In de perioden dat er niet gejaagd werd ging het (bij)voeren van de varkens gewoon door. Daardoor gebeurde het dikwijls dat een wild zwijn haar of zijn schuwheid verloor. Daar werd bewust op ingespeeld door enkele voederplaatsen te promoten. Dat was leuk voor de in opkomst zijnde recreatieve sector.
Zo kon het gebeuren dat een jonge keiler “besloot” zijn schuwheid te verliezen: Janus. Hoe het dier aan die naam kwam zal altijd wel een vraag blijven. Maar in de hiërarchie van (voedsel)schooien zou hij een begrip worden.
Ontmoeting
Hagenau en de Onzaligen worden het grootste woudlandschap van Nederland genoemd. Voor de natuurliefhebber en de bosbouwer zijn deze bossen een waar el-dorado. Zo ook voor het wild. We wandelen hier midden op de dag en het is doodstil. Door de dichte kruinen van de tientallen beuken en Douglas-sparren valt nauwelijks licht. Je hebt geen enkele behoefte aan conversatie, waarom zou je ook die serene rust verstoren? Diverse wild laat zich zien, roodwild, een ree en wilde zwijnen. En die laatste ruik je ook, een eigenaardige geur die vermengd is met vochtige aarde, zoiets. We slaan af en wandelen een smal pad in,links en rechts groeien hoge varens tot 2 meter hoogte. Rondom horen we geschuifel en knorren. Zo te horen ook biggen,dus extra oppassen. En dan, op een minder begroeide plek, staan we oog in oog met een grote zeug. Ze heeft, zo op het eerste gezicht waarneembaar, zes biggen bij zich.
Meestal slaat een moederdier op de vlucht wanneer ze een mens ontmoet en neemt ze haar biggen mee. Maar deze gromt eerder vechtlustig dan angstig. Dan slaakt een van onze mede-wandelaars een kreet van schrik. Achter ons op het smalle pad staat een keiler. Zo kolossaal heeft niemand van ons ooit gezien. Maar de verschrikte kreet heeft ook de keiler verrast en opeens is hij in de varens verdwenen. In de loop van de volgende maanden komen er meer verhalen los over dit dier, deze keiler die geschiedenis zal schrijven. Zo gaan er verhalen over mensen die Janus ontmoetten en tot de ontdekking kwamen dat hij dol was op chocolade. Dat kostelijke goedje namen ze vervolgens nooit meer mee het bos in. In een ander geval ging Janus aan de haal met een stel fietstassen, waarin een argeloze fietser boterhammen had gedaan, voor onderweg. Na een (schoorvoetende) achtervolging vond hij de uit elkaar gerukte tassen uiteindelijk terug.
Bidden
Het is 1965, nawinter. De drijfjachten hebben er voor gezorgd dat de populatie wilde zwijnen in de wouden flink zijn uitgedund. Soms worden dieren aangeschoten, waarna de volgende dag een nazoek plaats vindt, in de hoop deze dieren alsnog uit hun lijden te verlossen. Ons boegbeeld Janus heeft het ook deze winter overleefd. Of dit toeval is vertelt de geschiedenis niet. Maar het hierna volgende gebeuren heeft echt plaats gevonden.
Een journaliste van het toenmalige “Vrije Volk” verblijft een aantal dagen in een Velps hotel. Ze heeft de opdracht enige artikelen te wijden aan de natuur en recreatie van de Veluwezoom. Het goede mens komt uit Rotterdam, is zeer geinteresseerd maar heeft van stille en donkere wouden geen kaas gegeten.
Dat is niet erg en ze stelt zich dan ook in verbinding met o.a. de opzichter van Natuurmonumenten Teunissen, die in Beekhuizen woont. Na een aantal gesprekken over het bos en natuurbeheer gaan beiden, samen met de schrijver van dit stukje, uiteraard ook uitvoerig het terrein in. Zodoende komen zij via de Zijpenberg, Posbank en de Carolinahoeve ook in dat deel van de Onzalige Bossen waar Janus op dat moment verblijft. En waarachtig, op de bekende voederplaats laat ook hij zijn snuit zien.
Maar er is op deze tocht geen voedsel meegenomen en het grote varken druipt langzaam af. Wel is er tijd om enige foto´s te maken. Na een avond van vele verhalen in de boswachters woning, begeeft onze verslaggeefster zich voldaan naar haar hotel. Ze wil op de laatste dag van haar verblijf aan de Veluwezoom ´s morgens vroeg alleen op pad gaan en nog een bezoek brengen aan de Onzalige Bossen en Hagenau. In alle vroegte parkeert zij dan ook de auto bij de Carolinahoeve, waar de bewoners nog op een oor liggen. Na een goed uur komt ze via de “Weversbergen” bij de voerplaats, waar nog enige zwijnen rond scharrelen. Ook denkt ze op afstand Janus waar te nemen. Omdat ze zo vroeg het hotel heeft verlaten en niet heeft ontbeten, haalt ze enkele boterhammen uit haar jas, maar aan eten komt ze niet toe. Janus komt op een drafje aangesukkeld en vestigt al zijn aandacht op dit eetbaars. Verschrikt deinst onze heldin achteruit, maar het grote beest volgt haar nauwgezet. Uiteindelijk staat ze strak met de rug tegen een grote beuk duizend angsten uit. Door paniek bevangen houdt ze het zakje met inhoud trillend boven haar hoofd nog vast en dan gebeurt het: Janus “bestijgt” het arme mens, zoals ze het later zelf vertelt. Hij legt zijn voorpoten op haar schouders en reikt met zijn enorme kop naar het lekkers daar boven haar hoofd.
Ze kijkt in een enorme bek en dan die slagtanden! In een reflecs gooit ze het zakje met brood van zich af. Janus ziet het gebeuren en ze is bevrijd….. Nog trillend van angst en onzeker in het autorijden komt ze na een uur aan op Beekhuizen. En dan komt het volgende nog naar voren: “Voor het eerst van mijn leven heb ik staande hardop gebeden, toen die kop pal voor me verscheen en verdorie, dat heeft geholpen”! Een aantal weken daarna verschijnt een wat aangepast artikel in de nogal “rode courant”, geschreven door een journaliste, die tijdelijk het geloof heeft gevonden…..
Tot slot…
Uiteindelijk besloot de toenmalige jachtopzichter in samenspraak met politie en Natuurmonumenten Janus af te schieten. Zijn opdringerig gedrag, veroorzaakt door de mensen zelf, werd dusdanig dat men bang was dat er gewonden zouden vallen. De kop van Janus, met zijn grote houwers (slagtanden), hangt al jaren in het aardige politiemuseum van het bureau in Velp, dat op afspraak te bezichtigen is.