Het Nederlandse Ruhrgebied

Klapperstenen. Elk blokje op de maatbalk is 1 cm.

Klapperstenen.
Elk blokje op de maatbalk is 1 cm.

Je zou het op het eerste gezicht niet zeggen, maar al ver voor de industriële revolutie heeft de gemeente Apeldoorn een vorm van ijzerindustrie gehad die haar sporen  heeft achtergelaten.
Er is archeologisch onderzoek nodig geweest om iets van de geheimen van die industrie te onthullen. De eerste onderzoeker naar de overblijfselen van die ijzerindustrie was de Apeldoornse amateur-archeoloog J. D. Moerman (1885-1970). Hij ontdekte in de twintiger jaren van de vorige eeuw dat de Veluwe en met name het gebied rond Apeldoorn, gedurende een deel van de middeleeuwen beschouwd kan worden als het Ruhrgebied van de Nederlanden.

Nergens in de lage landen werden zulke grote hoeveelheden ijzer geproduceerd als in dit gebied. Het meeste daarvan werd geëxporteerd. Om zoveel te produceren moest men natuurlijk beschikken over voldoende ijzererts. Dat erts vond men hier in de vorm van klapperstenen. Ook moesten  de ijzeroventjes – die nodig waren voor de winning van het ijzer uit het erts – van brandstof worden voorzien. Daarvoor was heel veel houtskool nodig en dus een bosrijke omgeving. En zowel ijzererts bossen waren hier ruim voor handen.

Klapperstenen
IJzer (Fe) komt  veel voor op aarde. Het verbindt zich echter makkelijk met andere elementen. We treffen het  dan ook meestal in de vorm van verbindingen aan. Dit zijn dan de ertsen.

Limoniet

Limoniet

De klapperstenen die men op de Veluwe heeft gebruikt om ijzer uit te winnen bestaan uit limoniet (FeO(OH)·nH2O). Klapperstenen worden gevonden in oude rivierafzettingen die tijdens de voorlaatste ijstijd door de gletsjers zijn opgestuwd. Door die opstuwing liggen deze rivierafzettingen rondom Apeldoorn aan het oppervlak.
Klapperstenen ontstaan doordat in rivieren zich rond leemklonters een uit het water afkomstige ijzeroplossing afzet in de vorm van een laag limoniet. Als deze stenen later buiten de rivier terecht komen kan het gebeuren dat de leemkern droogt en daardoor krimpt. De leem laat dan los van het limonietomhulsel waardoor de steen een klapperend geluid maakt als je hem heen en weer schudt. Daarom worden deze ertshoudende stenen klapperstenen genoemd. Eerlijkheidshalve moet erbij gezegd worden dat er meer klapperstenen zijn die niet klapperen dan exemplaren die dat wel doen.

De ijzerkuilen
De aders met klapperstenen zijn in de middeleeuwen ‘aangeboord’ om de klapperstenen te kunnen winnen. Het is niet bekend hoe de aders met klapperstenen in die tijd zijn opgespoord. Het is mogelijk dat men ze heeft kunnen traceren door te letten op verschillen in de begroeiing.
Het is nog steeds duidelijk te zien waar naar klapperstenen is gegraven.

IJzerkuilen op de Asselsche Heide (midden op de foto J.D. Moerman.)

IJzerkuilen op de Asselsche Heide
(midden op de foto J.D. Moerman.)

De sporen van dit gespit nog steeds op een aantal plaatsen goed in het landschap te zien.
Bijvoorbeeld op de Asselsche Heide ten zuidwesten van Hoog Soeren.

Net als elders vormen de kuilen die door het gegraaf naar klapperstenen zijn ontstaan hier rijen.
Vanaf de weg, die erlangs loopt, is te zien dat deze rijen honderden meters lang zijn.

Als we alle nu nog bestaande ijzerkuilen in het gebied achter elkaar zouden kunnen leggen dan zouden we een rij krijgen van maar liefst 82 kilometer.
Veel kuilen zijn bij de herbebossing van het gebied weer opgevuld en daar is nu dan ook weinig of niets meer van te zien.

Van klappersteen tot ijzer
Het winnen van ijzer uit klapperstenen is een behoorlijk ingewikkeld proces. Allereerst moesten de klapperstenen worden gedroogd (verwarmd) waarna ze werden gebroken. Vervolgens werd het erts in ovens met houtskool verhit. Het element ijzer (Fe) komt in ijzererts als verbinding met zuurstof (O) voor in de vorm van ijzeroxide (FeO). Om ijzer te krijgen moet de zuurstof er dus uitgehaald worden. Bij de verbranding van houtskool ontstaat koolmonoxide (CO) . Die CO gaat een verbinding aan met de O uit het ijzeroxide. Daardoor ontstaat Fe (= IJzer) en CO2 (= Kooldioxide).
Een probleem is dat tijdens de verbranding een bepaalde hoeveelheid koolstof opgenomen wordt door het ijzer. En deze hoeveelheid koolstof is bepalend voor de eigenschappen van het ijzer. IJzer met een klein percentage koolstof is goed smeedbaar. Maar hoe hoger het koolstofgehalte wordt hoe brosser het ijzer wordt.

De ijzerwinning in 8 stappen, zoals in de middeleeuwen werd gedaan. Tekening: Eelco Alink - 2005

De ijzerwinning in 8 stappen, zoals in de middeleeuwen werd gedaan.
Tekening: Eelco Alink – 2005

Het koolstofgehalte van het ijzer wordt bepaald door de temperatuur in de oven. Voor dit proces ligt de ideale temperatuur rond 1150°C. Bij die temperatuur vloeien onbruikbare elementen als ‘slak’ uit de oven weg. Maar ook in deze slak zit nog een behoorlijke hoeveelheid ijzer. In de oven bleef een sponzige ijzermassa achter waarin zich nog wel enige verontreinigingen bevonden.

Deze sponzige massa wordt ‘wolf ’ genoemd. De wolf (halffabrikaat ijzer) werd uit de oven gehaald. Daarna haalde men de verontreinigingen uit de wolf door die opnieuw te verhitten en te hameren. Van het eindproduct kon men dan voorwerpen smeden.

De ijzeroven

Schematische weergave van een aftapoven. Tekening: Eelco Alink - 2005

Schematische weergave
van een aftapoven.
Tekening: Eelco Alink – 2005

IJzerovens voor de productie van smeedijzer kennen we in verscheidene vormen. Maar welke vorm zo’n oven ook heeft, het is een kuiloven of een aftapoven.

Bij kuilovens vloeide de slak in een kuil onder de oven. Dit type ovens werd op de Veluwe waarschijnlijk niet gebruikt.
Bij aftapovens, die op de Veluwe wel gebruikelijk waren, kon men de slak via een gat onder in de oven weg laten vloeien.

Oude ijzerovens zijn op de Veluwe niet teruggevonden. Dat is heel goed verklaarbaar: om de wolf uit een ovens te halen, moest die gedeeltelijk worden gesloopt. Daarna werd de oven weer gerepareerd en opnieuw gebruikt. Na het laatste gebruik werd zo’n oven uiteraard niet meer gerepareerd.

Eigenlijk waren dit soort ovens niet meer dan lemen schachten waarin zich gaten voor de trek bevonden.Vandaag de dag worden alleen brokken leem, die ooit deel uitmaakten van de ovenschacht, terug gevonden.

 

Grijs = Gebied met slakkenhopen Zwart = Erts winplaatsen 1 = Orderbos 2 = Hoog Buurlo 3 = Kootwijk 4 = Rhenen

Grijs = Gebied met slakkenhopen
Zwart = Erts winplaatsen
1 = Orderbos
2 = Hoog Buurlo
3 = Kootwijk
4 = Rhenen

Slakkenhopen
Op de Veluwe zijn meer dan 70 slakkenhopen gevonden. Slakken zijn het afval van de ijzerindustrie. Die afvalhopen bevinden zich meestal in de omgeving van de ijzerkuilen. De locatie van ijzerslakken kan duiden op de nabijheid van ovens.

Van de opgraven slakkenhoop in het Orderbos bij Apeldoorn weten we dat deze ongeveer 640.000 – 650.000 kilo slakken bevat. Die enorme hoeveelheid slakken betekent dat daar meer dan 200.000 kilo ijzer gewonnen moet zijn!  En daar is het
waarschijnlijk niet bij gebleven want op de Veluwe moeten meer van dergelijke enorme – en waarschijnlijk nog grotere – slakkenhopen hebben bestaan. Die hopen zijn echter verdwenen doordat men de slakken heeft gebruikt voor wegverharding.
Omdat de slakken nog een bepaalde hoeveelheid ijzer bevatten, heeft men ze later naar Deventer afgevoerd om ook het laatste ijzer eruit te winnen. Een dergelijk hergebruik van slakken is gebruikelijk.
De enorme hoeveelheden gewonnen ijzer maken duidelijk dat we met een echte industrie te maken hebben. Het Veluwse ijzer moet op uitgebreide schaal tot in de verre omtrek zijn verhandeld.

Houtskool
Om de ijzerovens te kunnen stoken en zo het ijzer uit het Veluwse erts te kunnen winnen, had men houtskool nodig. En niet zo’n klein beetje ook.  Bij de ijzerwinning met aftapovens was voor iedere kilo erts ongeveer 1,5 kilo houtskool nodig. Daarnaast was er hout en houtskool nodig voor de voorverwarming van de ovens en voor de verwerking van de wolven. Kortom, er waren hectares en nog eens hectares bos nodig om al dat ijzer op de Veluwe te kunnen produceren. Het is duidelijk dat de ijzerindustrie heeft bijgedragen aan de ontbossing van de Veluwe.

Geschiedenis
Het oudste bewijs voor de Veluwse ijzerindustrie is gevonden op de Braamberg bij Hoog Buurlo. Daar vond men bij het onderzoeken van een nederzetting uit de 7e eeuw nogal wat ‘wolf’ (halffabrikaat ijzer).

Litho uit 1880 van de Hunneschans

Litho uit 1880 van de Hunneschans

Het  hout dat nodig was voor grootschalige ijzerindustrie in die tijd was aanwezig in de vorm van gemengde eiken-beuken- en eiken-berkenbossen. In de late 8e en eerste helft van de 9e eeuw waren de meeste bossen in handen van mensen die tot de elite behoorden. Hoogstwaarschijnlijk waren ook de productie en export van het ijzer in handen van die elite.

Het vervoer van het ijzer naar de handelscentra en afzetgebieden vond vermoedelijk plaats via overslagplaatsen aan de rand van de Veluwe. Hiervoor zouden aarden burgwallen zoals de Duno bij Doorwerth en de Hunneschans bij het Uddelermeer in aanmerking kunnen komen.

Van de Hunneschans weten we dat die rond 900 is gebouwd. Beide versterkingen lagen op strategische plaatsen bij kruisingen van handelsroutes in respectievelijk het noordwesten en zuidwesten van het ijzergebied.

Ook een nederzetting uit de 8e – 10e eeuw, die in het Kootwijkerzand werd opgegraven, moet in verband hebben gestaan met de ijzerindustrie. De vondsten in deze nederzetting weken af van wat normaal in zanddorpen uit die tijd wordt aangetroffen. In deze nederzetting werd opvallend veel aardewerk gevonden dat uit het Rijnland in Duitsland afkomstig was.

Zo moet de nederzetting die in het Kootwijkerzand werd opgegraven er in de 8e eeuw hebben uitgezien.

Zo moet de nederzetting die in het Kootwijkerzand werd
opgegraven er in de 8e eeuw hebben uitgezien.

Kennelijk hadden deze vroege Kootwijkers uitgebreide contacten met de bewoners van verder weg gelegen streken. Ook moeten ze een zekere rijkdom hebben gehad om dergelijk importaardewerk te kunnen betalen. Deze uitgebreide contacten en de rijkdom zouden in verband gebracht kunnen worden met de ijzerindustrie in het gebied.
Waarom de grootschalige ijzerproductie op de Veluwe tegen de 10e eeuw ten einde liep, is niet met zekerheid te zeggen. Een verklaring wordt gezocht in het opraken van het hout (de bossen) dat men nodig had voor de productie van de houtskool.
Ook de mogelijkheid dat op een gegeven moment het ijzererts niet meer in economisch winbare hoeveelheden voorkwam, mag niet worden uitgesloten. Dat kan gekomen zijn door het uitgeput raken van de bronnen of door concurrentie uit bijvoorbeeld het Sauerland en Westerwald.
Daarnaast  veroorzaakten de vikingen in de 9e en 10e eeuw behoorlijk wat overlast. Mogelijk veroorzaakten ze een stagnatie of zelfs wegvallen van de handelsroutes en de organisatiestructuur.
En een combinatie van oorzaken zoals hierboven is natuurlijk ook mogelijk.

Jaap Moerman

Jaap Moerman

Jaap Moerman
De eerste die echt aandacht schonk aan de restanten van de middeleeuwse ijzerindustrie op de Veluwe, was de Apeldoornse amateur-archeoloog Jacob Diederik – ‘Jaap’ Moerman. Hij vroeg zich af waar die rijen kuilen in zijn woongebied door ontstaan waren. Hij begon met archeologisch onderzoek waardoor de bodem steeds meer geheimen moest prijsgeven. De resultaten van al dat speurwerk naar de ijzerkuilen, slakkenhopen en alles wat daarmee te maken heeft, werden door het tussen 1957 en 1970 vastgelegd in een serie uitgebreide artikelen.

Na Moermans dood  – in 1970 – werd door archeologen van het Instituut voor Pre- en Protohistorie (IPP; thans AAC) van de Universiteit van Amsterdam nog meer onderzoek naar nederzettingen in het gebied gedaan. Ook werden de ijzerkuilen en slakkenhopen opnieuw onder de loep genomen.
Ondanks al dit onderzoek is er nog heel veel niet duidelijk over de middeleeuwse ijzerindustrie op de Veluwe. Mogelijk kunnen toekomstige ontdekkingen hier meer licht op werpen.

 

Luchtfotografie
In de periode dat Jaap Moerman de ijzerindustrie op de Veluwe onderzocht ontstond de luchtfotografie. Helaas was dat in die tijd, zeker voor een amateur-archeoloog, onbetaalbaar. Dat is jammer want hij had er ongetwijfeld veel aan gehad. Op onderstaande luchtfoto zijn op de grond 3 bruin-rode vlekken te zien. Zo’n verkleuring in het zand is niet of nauwelijks zichtbaar als je gewoon door het terrein loopt.
Die bruin-rode kleur is afkomstig van weggelekte gesmolten ijzererts. Daardoor worden de preciese locaties gemarkeerd waar vroeger een ijzeroven heeft gestaan. Eigenlijk is hier dus sprake van een vroege vorm van bodemverontreiniging.

luchtfoto1

klik om te vergroten
foto: Heli-Aviation.nl

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2013/02/03/het-nederlandse-ruhrgebied/