Nachtdienst op een koude winteravond
“Heb jij de handschoenen en de zaklamp?”
“Jij weet toch de weg hè?”
“Rijden we nog wel goed? Dit is een doodlopende weg.”
“Nee, we zitten goed.”
We rijden het bos in. Zien weer een bord met ‘doodlopende weg’. Hier moeten we in. Het is wel wat modderig na al die regenbuien. We rijden een smal pad op met daarnaast een diepe sloot. Dan zien we een huisje met een oude schuur ernaast. Daar zal ze wel wonen. Overal zien we ogen om ons heen. Het blijken konijnen te zijn. Is dit het begin van een spannende thriller? Nee, dit is de avonddienst van de thuiszorg op pad.
Overal rommel
We hebben een sleutel, dus we kunnen zo naar binnen. We komen eerst in een klein halletje en zoeken de deur naar de ‘huiskamer’. Alles is oud, versleten en ontzettend vies. Een groot tweepersoonsbed staat in de huiskamer, het houtkacheltje is uitgegaan. We zien de deuren van de bedstee. Het dressoir ligt vol rommel. Eigenlijk ligt overal waar je kijkt rommel. Mevrouw zit in de ‘keuken’ met haar drie poezen, haar ‘kinders’.
De kleurentelevisie steekt af bij de rest van het interieur. We zien een soort aanrechtje met een pomp ernaast. Water kookt ze op de kachel. Op het aanrecht liggen etensresten, uitgedroogde kaas, groen gekleurd rookvlees en wat harde broodkorsten. Daartussen staan haar medicijnen, vuile kopjes en andere onduidelijke dingen. Er mag niets worden weggegooid. Het is volgens mevrouw best nog allemaal eetbaar. Ze vraagt of ik haar pyjama wil zoeken in het opkamertje, een apart kamertje boven de kelder vier treden omhoog.
Incontinentiemateriaal
Ook hier is alles vies en rommelig. Na even zoeken vinden we wat we nodig hebben. We beginnen met haar uit te kleden: eerst een trui en vervolgens een jurk met voering, een onderjurk en een zogenaamde zelfgebreide borstrok, een wollen hemd, een soort korsetje dat ooit wit moet zijn geweest met jarretels eraan (hiermee houdt ze haar kousen op), een hemd en een onderbroek. Het incontinentiemateriaal mag eigenlijk niet weggegooid worden.
Het toilet is buiten
Ze maakt nu gebruik van een emmer. Daarnaast liggen oude lappen, die ze gebruikt om zich schoon te vegen. Ook die lappen kun je best meerdere malen gebruiken, vindt ze.
We leggen haar in bed en intussen praat ze honderduit. Dan vraagt ze of we een rolletje toiletpapier in de afvoer van de wasmachine willen stoppen.
“Waarom moet dat?” vraag ik. “Daar komen muizen langs naar binnen,” antwoordt ze. “Ik ben bang voor muizen” laat ik haar weten. “Ja, ik ook”, zegt ze, “daarom moeten er ook kranten in.”
We stoppen haar nog lekker even in. Het bed zit vol met kattenharen, van haar ‘kinders’. Over haar voeten moet nog een klein dekentje en een oude jas. Welke kleur die ooit gehad heeft is niet te ontdekken. Ook moeten we een klein schemerlampje aan laten.
Logeerhuis
“Bent u nooit bang?” vraag ik. “Nee”, zegt ze, “de luiken zijn toch dicht, op de achterdeur zitten drie schuiven en een ketting. Jullie doen de voordeur op slot. Mij kan niets gebeuren.”
Als we buiten komen, halen we even diep adem. Lekker, die frisse lucht. Onze handschoenen gaan meteen de kliko in. Thuisgekomen ga ik onder de douche en stop m’n kleren in de wasmachine. We hebben deze mevrouw aangeboden naar een logeerhuis te gaan. Dat wil ze niet. Ze kan haar poezen en planten niet alleen laten. “En zo’n logeerhuis kost nogal wat”, zegt ze.
Vogelverschrikkers
De huisarts bezoekt haar als ze op de dagverzorging is. Van collega’s die er regulier werken, hoor ik dat ze dode vogels op zolder heeft hangen. Die gebruikt ze in de zomer als vogelverschrikkers in haar tuin. Naast de vogels mag je dus de was ophangen. Aan een andere collega vraagt ze om een kruiwagen met water te vullen en buiten in de rattenholen te gieten. Tja, wat doe je dan?
Heksenhuis
We praten binnen de instelling over veiligheid op het werk. Je mag geen trappen beklimmen zonder trapleuningen. Stekkers aan elektrische apparaten moeten deugdelijk zijn. Er moeten voldoende schoonmaakmaterialen aanwezig zijn etcetra… etcetera. Maar wat doen we in zo’n situatie?
Op een mooie zomerochtend zal het best iets hebben, zo’n klein huisje met groene luikjes, een heggetje erlangs, helemaal achteraf. Maar op een donkere winteravond heeft het toch meer weg van een heksenhuis, maar dan zonder Hans en Grietje!
Tekst: Karin Sluis
Dit verhaal van Karin Sluis verscheen eerder in De Veluwenaar van januari 1999.