Klederdracht, of liever streekdracht, was en is een wezenlijk bestanddeel van onze Veluwse cultuur. Streekdracht staat heel dicht bij mensen. Bovendien kun je aan de streekdrachten en de bijbehorende sieraden en accessoires heel veel aflezen: rijkdom en status, al of niet in de rouw zijn, het onderscheid in levensfasen (baby, peuter, kleuter, puber, volwassene), godsdienst, daagse dracht, opknappersgoed, kerkgoed enz. enz..
De oudste dracht
Van de oudste Veluwse vrouwendracht, die enkele eeuwen op de Noordwest Veluwe is gedragen, zijn bepaalde onderdelen in de 16e en 17e eeuw ontstaan. Zo is het Veluwse oorijzer eigenlijk een gestileerde versie van het functionele oorijzer dat in de 16e eeuw diende om de muts te ondersteunen. Het “eijsergjen” werd, voor degenen die zich dat konden permitteren, in de loop van de 17e eeuw al snel van edelmetaal (zilver en goud) gemaakt. Toen de rijke bovenlaag het haar opgemaakt ging dragen en pruiken in de mode kwamen nam de plattelandsbevolking het oorijzer over. Elke streek gaf er een eigen vorm aan. Onder het oorijzer werd een tipmuts als ondermuts gedragen. Aan de kleur van de motieven kon men zien of iemand al dan niet in de rouw was. In onder andere Hierden droeg men een zwarte ondermuts. Op zondag kwam daar een andere muts overheen van het hultype. Andere onderdelen zijn: hemd, hemdrok, kraplap, halsdoeken, rokken, jak en schort. Om de hals droeg men al naar gelang de rouw een gouden slot met bruine of rode kralen of zilveren slot met zwarte kralen (gitten genoemd). Onder het schort soms een zilveren beugel met een groene gebreide tas. Op de lage schoenen zaten zilveren gespen. De laatste oorijzerdraagster was Wijm Frens Wouters uit Elspeet (geboren in 1904) zij droeg tot aan haar dood de Hierdense dracht.
De nieuwere dracht
Door contacten met Kampen, waar het oorijzer in de 2e helft van de 19e eeuw al uit de mode raakte en verdrongen werd door de cornetmuts (knipmuts) met bellen, ontstond al vóór 1900 een nieuwere mode. Bij deze cornet droeg men een eenvoudig opgemaakt schootjak waarvan het voorpand en de mouwen naderhand steeds kunstiger werden opgemaakt met galon, fluweel, kant en knoopwerk. Rond de hals een smal wit kanten kraagje waarop een “knupdoekje” gespeld werd in een kleur die harmonieerde met de rouwstatus. Ook het schort werd aangepast. Daarbij droeg men een smal ceintuur met eveneens smalle afhangende linten. Vaak droeg men onder het “knupdoekje” nog een gouden, zilveren of zwarte broche al naar gelang de rouwsituatie. Door de week werd een lijf en rok gedragen, waarbij men meestal blootshoofds ging waarbij het haar in een kuif gedragen werd, een gewoonte die Belgische vluchtelingen in de 1e wereldoorlog hier brachten.
De nieuwste dracht
In de twintiger jaren van de 20e eeuw raakte het schootjak uit de mode en werd vervangen door “lief en rok”, het zogenaamde corsetpak. De zondagse schorten van tebee, een wollen stof in de kleuren zwart, bruin, groen, paars en blauw, verdwenen bij de kerkdracht. De rok werd voortaan onderaan versierd met galon en knoopwerk. De witte kraagjes werden bij deze dracht wat groter net als het ceintuur. Maar de afhangende linten werden korter.
De sieraden bleven gelijk: Gouden bellen en slot met bloedkoralen voor uit de rouw en zilveren met zwarte “gitten” voor de lichte rouw. Bij zware rouw bleef het slot gelijk maar werden de zilveren mutsenbellen vervangen door zwarte. Daarbij werd op of onder het witte kraagje werd, in plaats van een “knupdoek”, een gouden, zilveren of zwarte broche gestoken.
Ook de mutsen bleven gelijk: Uit de rouw met een strook kant en een geborduurde bol. Bij diepe rouw een geheel batisten muts met gepijpte val en een geheel tule muts voor lichte rouw. Deze dracht wordt door nog maar hooguit vijftien vrouwen tussen Hierden en Oosterwolde gedragen.
Dit artikel is een bewerking van een artikel uit de Veluwenaar van oktober 2006
Lees ook: Wervelende klederdrachtshow in Nunspeet
De heer Rein Lotterman treedt al jaren met zijn klederdrachtgroep op. Ze geven klederdrachtshows en doen presentaties. Zo waren ze onlangs nog te gast op Paleis het Loo. In het kader van het vriendschapsjaar Nederland-Rusland werd daar een culturele avond georganiseerd. Ook de Russische ambassadeur, Dr Roman Kolodkin, was daarbij aanwezig en hij heeft dus ook van de Veluwse klederdrachten kunnen genieten.
Het woord “Veluwe” is voor de ambassadeur in ieder geval niet nieuw. De Russische ambassade is al jaren gevestigd aan de Veluwelaan in Amsterdam.
Meer informatie email: rlotterman@hetnet.nl,