De laatste maanden heeft er periodiek booronderzoek plaatsgevonden langs het tracé van de wildwal tussen Lunteren en Wageningen. De reden van dit booronderzoek was vooral om de landschappelijke ligging van de wal beter in beeld te krijgen. Deze ligging kan ons mogelijk meer informatie verschaffen over de functie en het gebruik van de wal. Door het winterse weer en overige verplichtingen moest het veldwerk helaas ernstig verkort worden, waardoor er slechts ruimte was voor enkele verkennende boringen. Desondanks heeft het veldwerk enkele interessante gegevens opgeleverd over de landschappelijke ligging van de wal.
Op verschillende punten langs het tracé is een rij grondboringen dwars op de wildwal gelegd, waarbij vooral is gekeken naar de overgang tussen de agrarische grond naar de wildwal en het achterliggende ‘woeste’ gebied. Hoewel in het huidige landschap haast alles is gecultiveerd, kan de bodem ons nog vaak veel vertellen over het oorspronkelijke landschap. Daarmee is bodemkundig onderzoek bij uitstek geschikt om een idee te krijgen van het voormalige landschap rondom de wildwal.
De boringen vonden plaats tot een diepte van circa 120 cm, tot het onderliggende dekzandpakket (witgeel zand) werd bereikt. Bij de boringen is in eerste instantie vooral gelet op kleurverschillen en de overgangen tussen de kleuren. Mede daarom ben ik wat meer ingegaan op mijn constatering bij de wildwal bij Kernhem. Op de dwarsdoorsnede kun je heel duidelijk de scherpe overgang van akker naar heidegrond zien, waarbij de wal als grens heeft gediend.
Het onderzoek heeft (mede door het geringe aantal dwarsdoorsneden) verschillende uitkomsten gehad. Hierbij spreekt het resultaat bij Kernhem het meest tot de verbeelding (zie dwarsdoorsnede). De kleuren op de dwarsdoorsnede komen overeen met de aangetroffen kleuren uit de grondboring. Hier is onder meer het ophopingsmateriaal voor de wildwal (caramelbruin) goed zichtbaar. Daarnaast is er een zeer scherpe grens aangetroffen tussen de agrarische grond en de wildwal, waarbij de bodem onder het achterliggende landschap wijst op heide. Juist de scherpe overgang kan ons veel informatie geven over de functie van de wal. Vermoedelijk heeft deze namelijk naast het keren van wild, oorspronkelijk ook een rol gespeeld in de agrarische ontginningsgeschiedenis. Een combinatie van kaartmateriaal, archiefstukken en literatuuronderzoek wijzen tevens in deze richting. In het rapport dat in april verschijnt wordt deze constatering nader toegelicht. Ook de interpretatie van de bodemgegevens wordt hierin uitgelegd.
Het duidelijke beeld, zoals het zich bij Kernhem voordeed, kwam niet altijd naar voren. Zo leek de wal bij landgoed de Driesingel te Lunteren verstoord, waardoor ik hier weinig conclusies over kon trekken. Hierdoor is er onder meer geen duidelijke aftekening van ophopingsmateriaal aangetroffen.
Terwijl de vermoedelijke wal langs de Sijsselt vooral is gevormd door uitspoelingsmateriaal (grind) vanaf de stuwwal, aangevuld met dekzand. Hier is het echter de vraag of we te maken hebben gehad met de wal, of dat dit een glooiing in het landschap is geweest, verstoord door de aanleg van een zandpad.
Zeer jammer dat ik niet de tijd en de ruimte heb gekregen om nog meer boringen uit te voeren. Om pas echt duidelijke aanwijzingen over de landschappelijke ligging van de Wildwal te krijgen, zijn er nog wel meer boringen nodig. Ik heb het nu moeten houden op een verkennend booronderzoek.
Wordt vervolgd