Oude watermolen

Watermolen4.
Het krakend rad, betrest met wier en algen
verschuilt zich in den schuimend-woesten stroom;
het duikt en wentelt . . . altijd even loom . . .
Van diamanten druipen bout en balgen!

Daarbinnen in het oude muldershuis
stuiven de wanden wit en steunen binten,
de riemen slieren rond als leeren linten;
▬ dof dreunt de branding van het beekgebruis.

Weer buiten . . . spat het licht in duizen droppen rond,
verbleekt en dooft in amethisten stralen:
een wierookspel, dat elfen lachend leiden.

Libellen gonzen door de hemelweiden
en schijnen, wen zij over ‘t water dwalen
fragiele wezens, die een vreemde toov’naar zond.

 

Jac Gazenbeek | april 1922


Om het gedicht zo authentiek mogelijk te houden is het geplaatst in de spelling “De Vries en Te Winkel” die in 1922 gebruikelijk was en waar het gedicht ook in is geschreven.

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2013/03/27/oude-watermolen/