Een tijdje geleden was ik met mijn vriend Evert, de jachtopzichter, een middagje mee op pad. We reden op ons gemakje door het terrein, om eens te kijken hoe het met de zwijnen ging. Na alle berichten in de pers over de slechte conditie van het wild – voornamelijk van de wilde zwijnen -, wilde ik nu zelf wel eens zien hoe de situatie was.
En wie kon mij dat beter laten zien dan Evert, een echte natuurliefhebber en kenner van het wild?
“Er is zo goed als niets te vreten voor de dieren, het is maar te hopen dat we gauw regen krijgen, anders zie ik het somber in” was Everts antwoord op mijn vraag. “Natuurlijk geef ik ze af en toe een beetje extra voer, want je laat ze niet allemaal verhongeren, dat doe je bij mensen toch ook niet?” Nee, vanzelf, als mensen honger lijden stellen we toch ook alles in het werk om ze van voedsel te voorzien, daar is geen discussie over mogelijk.
Er zijn veel discussies gevoerd over het wildbeheer in het algemeen en over bijvoeren in het bijzonder.
Ook Evert en ik hebben het daar vaak over gehad. Maar gelukkig is Evert een man van de realiteit, die laat zijn dieren niet creperen. En als er op een gegeven ogenblik teveel dieren zijn, dan wordt er een aantal geschoten, zodat de overblijvers genoeg leefruimte hebben.
Onder het rijden zaten we te kletsen over van alles en nog wat. Opeens gebeurde er iets wat onze aandacht trok.
Een groot spektakel in het buntgras links van de jeep. Toen we goed keken zagen we de uitslaande vleugels van een buizerd. “Die heeft wat te pakken”, riep Evert.
Hij bedacht zich geen moment, zette de jeep stil en rende er, dwars door bunt en bosbessenstruiken, naartoe.
Toen Evert bijna bij de plek des onheils was aangekomen, vloog de buizerd weg, zijn prooi achterlatend.
Misschien een konijn of zoiets? Evert deed zijn jas uit en gooide die over de prooi, blijkbaar leefde het diertje nog.
Toen ik uiteindelijk op de plek aankwam kon ik zien wat het was: een ransuil. Knap werk van die buizerd, zomaar een ransuil te grazen te nemen. Alle verhalen ten spijt, dat een buizerd geen prooi vangt. Nou, dit was het beste bewijs dat ze dat wel doen.
Evert probeerde de vlijmscherpe klauwen van de uil op een stukje hout te zetten maar dat lukte maar half.
“Kijk, hij is nog heel”, zei hij met een blij gezicht, “niks met de vleugels. Alleen boven op zijn kop een klein pikplekje van de buizerd z’n scherpe snavel en het linkeroog, daar is ook iets mee.” De ransuil ging mee naar de jeep.
Daar werd een collega, die vaker roofvogels oplapt, opgeroepen. Door de mobilofoon klonk de stem van Aart: “Trammelant? Stropers? Moet ik je assisteren?” Evert deed kort zijn verhaal over het gevecht en vroeg Aart naar hem toe te komen. Daarna reden we naar de plek in het bos waar Aart de ransuil zou overnemen.
De kennersogen van Aart bekeken de uil van top tot teen . “Dat linkeroog is niet mooi, er zit bloed achter de lens, kijk maar het is anders van kleur dan het rechter.”
Evert had thuis nog wel oogdruppels of oogzalf, waar de uil mee geholpen kon worden. Dus we reden gezamelijk daar naar toe. Daar stond zijn vrouw ons al op te wachten met de medicijnen. Nadat het oog gedruppeld was, nam Aart de patient mee naar zijn huis. Hij beloofde alles in het werk te stellen om het beestje te redden.
Wat een schitterende actie, de jachtopzichter die over zijn dieren waakt maar daarnaast beslist over leven en dood als het tijd is om een beest te schieten. Ja, dat die zo spontaan een ransuiltje redt.
Vanmorgen belde Evert mij op: “Het ransuiltje is er – met behulp van Aart – weer bovenop gekomen. De oogdruppeltjes hebben hun werk gedaan Het oog is helemaal hersteld en ze hebben weer beide dezelfde kleur.
Ja, Aart is wat roofvogels betreft, een echte liefhebber. Hij weet er ook echt alles van. Hij heeft er alles aan gedaan om het ransuiltje weer goed op de been te krijgen. En… met resultaat, want gisteravond heeft hij hem weer losgelaten in het bos. Leuk toch?”
Zo’n spontane reddingsactie en samenwerking tussen deze twee jachtopzichters, zoiets is toch geweldig!
In de ogen van een buitenstaander misschien een beetje dubbel, maar voor mij het bewijs dat jachtopzichters gewoon mensen zijn met een hart voor dieren. Het zijn echt niet de “doodschieters’’, waar sommige lieden ze voor uitmaken. Aan dat soort omschrijvingen kan ik mij enorm ergeren.