Hannekemaaiers, gastarbeiders op de Veluwe

waterlookruis

Waterloo-kruis

In een vorige verhaal op ‘De Veluwenaar’ memoreerde ik dat één van mijn stamvaders (Conrad Henrich Spellsiek) als ‘hannekemaaier’ afkomstig was uit Duitsland. Hij vertrok in 1783 uit Obermehnen bij Minden en vestigde zich vanwege betere vooruitzichten definitief in Nederland.
Zijn enige in Nederland geboren zoon, Coenraad (1796-1871), koos een boerderijtje op het Bennekomse veld als domicilie. Coenraad was nog maar net 17 jaar toen hij gerekruteerd werd om deel te nemen aan de oorlog tegen de Fransen. Die oorlog eindigde in 1815 met de slag bij Waterloo. Pas 50 jaar later, op 10 mei 1865, werd aan hem door de burgemeester van Ede, het zilveren Waterloo-kruis uitgereikt. Dat relikwie is thans in mijn bezit.

Coenraad trouwde met een Bennekomse schone en vestigde zich enkele decennia later blijvend op ‘De Hindekamp’, (wellicht meer bekend als ’De Ginkel’).  Bij onderzoek naar het verleden van mijn naamgenoten bleek, dat er op ‘De Hindekamp’ diverse bewoners waren die een naam droegen die was afgeleid van een Westfaalse plaatsnaam,
Mijn grootvader merkte eens op dat er op ‘De Hindekamp’ nog wel eens “Duuts” gesproken werd. Ik besefte pas later dat deze uitspraak betrekking had op voormalige ‘hannekemaaiers’.

Standbeeld van een hannekemaaier in Uelsen (D.)

Standbeeld van een hannekemaaier in
Uelsen (D.)

Waarom kwamen Duitse gastarbeiders massaal naar Nederland?
Hannekemaaiers waren arme mensen (kleine boeren, keuterboeren en dagloners), die in de minder arbeids-intensieve maanden (tussen ‘zaaien en oogsten) in het Nederland gingen werken. In Duitsland werden deze seizoenarbeiders Hollandgangers genoemd. Vanaf het einde van de 17e eeuw tot aan het begin van de 20e eeuw vond deze jaarlijkse ‘volksverhuizing’ plaats. Eenmaal in Nederland namen de duizenden gastarbeiders aanbesteed werk aan als grasmaaier, hooier of turfsteker. Later werden ze zelfs haringvisser en walvisjager.
Het fenomeen ‘gastarbeid’ duikt altijd op als er een economisch verschil ontstaat tussen landen. In de vorige eeuw bijvoorbeeld tussen de USA en Mexico (appeloogst, katoen plukken, etc.), tussen Israël en Palestina en vandaag de dag tussen Oost- en West Europese landen.
Zo was de situatie ook in het Europa van na de 30-jarige oorlog (1618-1648). Die oorlog kostte Duitsland haast tweederde van haar bevolking waardoor de economie instorte.

Na de Westfaalse vrede (1648)  stabiliseerden de verhoudingen zich. De bevolking en de landbouw namen sterk toe maar de economie kon de bevolkingsgroei niet bijhouden.   Het Westfaalse erfrecht, dat de grote boerderijen verbrokkelde, leidde tot vele kleine boerderijtjes. Hierdoor konden de nieuwe eigenaren niet meer in hun eigen onderhoud voorzien. In Holland zorgden het kolonialisme en de overzeehandel voor rijkdom, waardoor vele arbeiders daar hun heil zochten. In de rest van Nederland ontstond daardoor een tekort aan werknemers. Van die vacatures maakten de hannekemaaiers gebruik.  Zij waren ongeschoold en bescheiden. Hun arbeidsomstandigheden waren erbarmelijk. En……. ze werden voor het eerst ‘Moffen’ genoemd.

Arbeidsomstandigheden onder de hannekemaaiers
De Duitse geleerde Mauritz Detten (1767-1829) heeft de arbeidsomstandigheden van de hannekemaaiers onderzocht. Hij had er geen goed woord voor over.   Hij concludeerde dat., gedurende een periode van 250 jaar, jaarlijks 30.000 mannen en vrouwen uit het Duitse grensgebied in Nederland gingen werken. In de tweede helft van de 18e eeuw (toen ook de eerste Spellsiek naar Holland kwam), namen jaarlijks ongeveer 40.000 mensen deel aan die volksverhuizing. Vooral uit Minden en omgeving gingen ze werk zoeken als turfsteker, maaier en hooier.
Na Pinksteren verzamelden ze zich, om in groepen naar Holland te lopen. Ze droegen stevige klompen of -schoenen en waren beladen met gereedschap. Ook namen ze zoveel mogelijk levensmiddelen mee. Iedereen droeg zo’n 30 kilo bagage.

Hannekemaaiers vertrekken uit hun dorp Tekening: Korn Mulder - 1983

Hannekemaaiers vertrekken uit hun dorp
Tekening: Korn Mulder – 1983

Er zijn dagen geweest dat ze met 900 wagens naar de Nederlandse grens werden vervoerd. Een paspoort bestond nog niet , dat kwam pas 1811. Veel ervaren Hollandgangers gingen direct naar de boeren die ze al kenden van het vorige jaar. Men sliep onderweg vaak onder bomen, in het hooi, op de velden of bij bekende boeren in een schuur.
Op het werk zelf was een schuur als ‘woning’ al heel comfortabel.

Turfsteken: slavenwerk.
De turfstekers leefden en werkten echter onder de meest erbarmelijke omstandigheden. In de vochtige venen, vooral in de noordoostelijke provincies, stonden de turfstekers tot hun knieën in het water.    Soms wel 16 uur per dag.
Velen kregen last van hun longen, of leden aan reuma of jicht.   Zomers was het veenwater warmer, maar dan bood het een ideale voedingsbodem voor muggen met alle gevolgen van dien.   Behalve deze kwalen traden er regelmatig epidemieën op, die zowel in Nederland als in Duitsland de naam ‘Hollandgangerziekte’ kregen. Het ging daarbij om koortsachtige ziektes, die ook galachtige zenuwziekte of koude koorts werden genoemd. Behalve deze epidemieën speelden uiteraard ook de lichamelijke overbelasting, slechte hygiëne en primitieve slaapgelegenheden een rol. Bovendien verzwakte de lichamelijke afweer door de vochtigheid van de weilanden en het veen.
Het aantal slachtoffers uit Minden werd zelfs zo groot, dat het stadsbestuur een nadrukkelijke waarschuwing uitgaf aan de ‘Hollandgängers”.

Turfstekers

Turfstekers

De echte ‘maaiers’ onder de hannekemaaiers
Het oogsten van hooi begon in juni en kon alleen met de massale inschakeling van seizoenwerkers op tijd klaar zijn. Er werd in afspraak met twee tot vier personen in het ritme van de slagman gewerkt.  Men werkte 16 uur per dag met weinig pauzes. Logisch dat daar totale uitputting op volgde. Twee getuigen uit die tijd vertelden: “Het maaien begon ’s morgens om twee uur, later om drie uur. Zo lang er dauw in het gras zat was het maaien gemakkelijker. Het gras was altijd erg dik. Er werd de hele dag, tot in de late avond, gemaaid. De eetpauzes waren kort en alleen ’s middags werd er een half uur of een uur geslapen. Het was gewoon dat men net zolang door maaide tot de grond leek te draaien. Als dat gebeurden zei men dat de maaier de grond onder zijn voeten verloor.”

Hannekemaaiers aan het werk

Hannekemaaiers aan het werk

Hannekemaaiers van adel
Ten tijde van Lodewijk Napoleon werd iedere Nederlander verplicht geregistreerd onder een eigen naam.
Beschikte men niet over een achternaam, dan werd vaak de geboorte plaats gekozen met ‘van’ ervoor,
bijvoorbeeld: van Amerongen, van Barneveld, enz.. Vele voormalige hannekemaaiers overkwam dat ook. Zo ontstonden  namen als van Lingen, van Essen en van Münster. Veel ex-Duitsers waren daar erg van gecharmeerd want als je in Duitsland ‘von’ voor je naam had staan was je van adel!

Dit verhaal verscheen eerder in De Veluwenaar van oktober 2002.


Noot van de redactie.

Dit verhaal verscheen eerder in De Veluwenaar van januari 2009.

Beeld Kiepkerel in Münster.

De Nederlandse winkelcentra zouden er zonder de hannekemaaiers heel anders uit hebben gezien. Een aantal hannekemaaiers ontdekte namelijk dat dat Nederlanders geïnteresseerd waren in Duitse koopwaar. Daarom begonnen sommige hannekemaaiers deze waren mee te nemen. Zo kon er wat extra geld worden verdiend. De handelswaar werd in manden op de rug meegedragen. Een deel van deze handelende hannekemaaiers (ze werden ook wel Kiepkerels genoemd) is, net als de voorouders van Jan Speelziek, voorgoed in Nederland gebleven.
De bekenste onder hen waren de broers Clemens en August Brenninkmeijer, die de confectieketen C&A hebben opgericht. Andere voorbeelden zijn de familie Cloppenburg (Peek &Cloppenburg), de familie Dreesmann (V&D) en de familie Sinkel, die met de Winkel van Sinkel is begonnen. Die winkel bestaat niet meer maar heeft wel model gestaan voor hedendaagse winkels als Blokker en Marskramer.

Poepekruis

Poepekruis

De weg naar huis was voor de hannekemaaiers niet zonder gevaar. Ze hadden immers hun verdiensten bij zich en ze waren uitgeput. Een makkelijke prooi voor struikrovers dus. Soms kwam het voor dat een Hannekemaaier het verdedigen van zijn zuurverdiende geld met de dood moest bekopen. Het lichaam werd dan door de rovers aan de rand van de weg achtergelaten. Op de plaats, waar een dode hannekemaaier werd gevonden, werd in de berm langs de weg een kruis (een zogenaamd “poepekrús”) uitgegraven. Vooral in Friesland zijn dat soort kruizen nog langs de weg te vinden.
hannekemaaiers

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2013/04/23/hannekemaaiers-gastarbeiders-op-de-veluwe/