Bijzondere bomentuin
Onlangs heeft u kunnen lezen over het Pinetum De Dennenhorst in Lunteren.
Op de zuid Veluwe is nog een bijzondere bomentuin. In het park van het voormalige landgoed Oostereng, nu onderdeel van Boswachterij Oostereng van Staatsbosbeheer, ligt Nederlands waarschijnlijk meest vergeten arboretum. Het ligt net naast van de wildwal Meulunteren-Wageningen, in de voormalige eng ten oosten van Bennekom. Vandaar de naam Oostereng. Het arboretum (ca 8 hectare) en een deel van het landgoedbos (20 ha) worden beheerd door docent Leo Goudzwaard samen met een aantal studenten van de opleiding Bos en Natuurbeheer van Wageningen Universiteit en de Vrijwilligers Arboretum Oostereng.
Men zet zich in voor het herstel van het park met arboretum maar heeft echter onvoldoende middelen om de doelen te verwezenlijken en daarom is ook hier, net als bij het Pinetum De Dennenhorst in Lunteren, de hulp van sponsors nodig.
Verwaarloosd
Het arboretum is de afgelopen halve eeuw verwaarloosd en was daarom ook niet meer herkenbaar als bomentuin. Zo is een grote beuk met een stamomtrek van meer dan zes meter niet meer herkenbaar als een boomboeket (zie foto links).
In de negentiende en begin twintigste eeuw plantten tuinarchitecten vaak zogenaamde proppen of boomboeketten. Meerdere bomen in werden één plantgat gepropt of dicht bij elkaar geplant. Deze beuk, plus een aantal zeer bijzondere boomsoorten, toont aan dat tuinarchitect Leonard Springer betrokken is geweest bij het park. In het landgoedbos zijn onder meer een bosreservaat uit 1840, een parkbos uit 1899, het arboretum uit 1911, bosvakken van velerlei leeftijden, oude lanen en tuinrelicten in verschillende stijlen te vinden. Sinds twee jaar is er weer sprake van beheer.
Het landschap van bossen en natuurterreinen met heide dat in het zuiden overgaat in fraaie beekdalen en graslanden is o.a. het leefdomein van ree, havik, zwarte specht, groene specht, draaihals en boommarter, fazant en vos. Het beheer is gericht op behoud van de grote mate van biodiversiteit door het aanplanten van meer boomsoorten, toevoegen van dood hout en het maken van open plekken. Al met al een wandeling die meer dan de moeite waard is.
Vier arboreta in Wageningen in plaats van drie
Historie Oostereng
Het arboretum is nu weer geschikt voor een wandeling in een schitterende omgeving maar het heeft er niet altijd zo mooi bij gelegen en er moet nog veel werk verricht worden. Het gebied heeft een rijke historie. Uit de grafheuvels van de klokbekercultuur op het landgoed blijkt dat er vanaf (3000-1500 v. Chr.) bewoning plaatsvond. Daarna verhuisde men, net als elders op de Veluwe, naar de lagere delen. Vanaf de 16e eeuw waren de gronden eigendom van de Staten van het kwartier Veluwe en werden beheerd door de Rekenkamer. In 1822 vervielen de gronden toe aan de Staat die in 1843 besloot domeingronden aan de gemeenten te verkopen. De gebieden werden hiervoor verkaveld in rechtlijnige percelen gescheiden door grintwegen. In 1843 begon men meteen met het inplanten van dennen op de woeste grond.
In 1847 kochten de Leidse zeepzieders of zeepfabikanten Adrien Tieleman en Cornelis Dros 280 hectare domeingrond gelegen langs een grindweg wat tegenwoordig de Keienbergseweg is.
Uit dennennaalden produceerden ze boswol *) en dennenolie. Het gebied werd noordelijk begrensd door de Dikkenberg en in het zuiden door de Hartenseweg. Delen van dit dennenbos zijn nog aanwezig in de Wolfskuil.
In 1854 bouwden Dros en Tieleman een boerderij op deze woeste gronden tussen Wageningen, Bennekom en Renkum. Later werd het landgoed geveild en kwam het in bezit van jonkheer Joan Quarles van Ufford en zijn echtgenote Ann Amelia Dennison. Zij gingen verder met de aanleg van het landgoed onder de voor de hand liggende naam Oostereng en bouwden een boerderij met een landhuis, omgeven door rechte lanen-aanplant.
In 1870 verscheen de halfronde oprijlaan en een voorplein, eerst nog zonder bomen. Het landgoed werd ingericht met appel-, peren- en bessenboomgaarden. Mogelijk zijn de rechte lanen van eiken en beuken uit die tijd. Ze probeerden op het landgoed fruit te kweken, maar dat was niet succesvol. Vanaf 1873 kreeg het landgoed voornamelijk een woonfunctie. De gebouwen zijn, als gevolg van de in de tweede wereldoorlog opgelopen schade, inmiddels verdwenen, maar de lanenstructuur is nog aanwezig. In 1888 werd het landgoed in eigendom overgedragen aan jonkheer Henry Jacob Quarles van Ufford die het elf jaar bezat.
*) Boswol was een vezelstof die verkregen werd door naalden van de Grove Den (pinus silvestris) te bewerken.
Het werd gebruikt om matrassen, canapé’s, stoelen en dergelijke mee op te vullen en zou insectwerende eigenschappen hebben.