“As de molle hoog zitte, dan vriest ut nog nie zo aareg hard”…
Bovenstaande uitspraak is van de de boer, waar ik als kleine jongen hielp, vaak. Het zinnetje schoot plotseling in mijn gedachten toen ik, een tijdje geleden, in een weiland een hele verzameling molshopen zag. Ik keek nog eens naar de molshopen en dacht aan de schade die door die fluwelen gravers veroorzaakt wordt. Maar wat was dat? Bewoog die molshoop? Nee, het was iets grijs dat daar bewoog. Ik pakte mijn fototoestel en richtte de lens op die grijze plek in het weiland. Wat bleek? Een kramsvogel! Het beestje stond lekker uit de wind, zo vlak bij de molshoop en poseerde rustig voor de camera.
Afname
Wat leuk, een kramsvogel kom je niet elke dag tegen. Hij staat bij ons te boek als een zeer schaarse broedvogel. Dat is een tijdje anders geweest. Tot 1975 was de kramsvogel alleen een doortrekker en wintergast in Nederland. Maar tussen 1976 en 1993 kwamen er steeds meer vogels in Nederland broeden. In de jaren 90 van de vorige eeuw wel zo’n 900 paartjes. Maar even snel als deze aantallen broedvogels opkwamen, daalden ze weer. Tegenwoordig worden er jaarlijks maximaal zo’n 200 paartjes geteld. De oorzaken voor de opkomst en vervolgens de sterke afname van de kramsvogel zijn onduidelijk. In ieder geval is het een onderdeel is van een veel groter proces.
De kramsvogel lijkt haar verspreidingsgebied te verkleinen, waarbij de rand van de verspreiding in oostelijke richting opschuift. Veranderingen in het landschap lijkt een voor de hand liggende oorzaak maar onderzoek heeft uitgewezen dat het daar niet aan ligt.
Echtpaar kramsvogel
De vogels die je hier in de winter tegenkomt zijn meestal gasten van het Scandinavisch Schiereiland. Het zijn geen echte lange afstandstrekkers. Dat trekken doen ze eigenlijk altijd in grote groepen, dus ik bedacht: “Als ik één kramsvogel in die wei zie moeten er meer zijn”. Maar hoe we ook zochten, het bleef bij deze ene vogel. Deze eenling was waarschijnlijk de weg even kwijt, gelukkig voor ons, konden we toch eventjes genieten van deze zeldzame gast. Even daarna vloog hij weg en we hebben hem niet meer gezien.
Een paar dagen na deze ontmoeting hoorde ik een vlug “tsjak-tsjak-tsjak”-geluid. Dat was het geluid van kramsvogels, aan dat geluid hebben ze hun bijnaam – veldtjakker – te danken. In eerste instantie zag ik ze niet , maar toen ze opvlogen en iets verderop weer gingen zitten, zag ik ze: het (echt)paar Kramsvogel.
Mannetje en vrouwtje
Uiterlijk zijn er geen verschillen tussen het mannetje en het vrouwtje. Maar door hun gedrag in de wei weet ik bijna zeker dat de linker vogel op bovenstaande foto het vrouwtje is. Ze stonden daar echt zo gezellig bij elkaar in de wei. Net of ze even bijpraten over het afgelopen weekend. Het zonnetje scheen heerlijk, je kon wel merken dat de vogels er ook van genoten.
Natuurweetje
De kramsvogel (Turdus pilaris) wordt ‘s winters eigenlijk altijd in groepen waargenomen. Mijn eerste echte kennismaking met deze lijstersoort was ook met een groep. Jaren geleden, op een erg koude dag in februari, zag ik zo’n 40 tot 50 vogels binnen een paar minuten de grote vuurdoorn in m’n tuin helemaal kaalvreten.
Eind januari / begin februari waren er echter ongewoon veel waarnemingen van solistische exemplaren en paartjes. Hoe dat komt weet niemand maar een veel gehoorde theorie is dat dit komt door de relatief warme winter.
De dieren vergissen zich misschien door de temperatuur en gaan op hun overwinteringsplek het gedrag vertonen dat in hun broedgebied thuishoort. Dus wie weet is deze zachte winter de opmaat tot een toename van het aantal broedparen in Nederland.