De natuur zit wonderlijk in elkaar. Het is eten, en gegeten worden. Het ene dier leeft van het andere. Vogels eten insecten, roofvogels eten zangvogels en vossen eten jonge reeën. Daarom is het belangrijk om een goede schutkleur te hebben om niet gezien te worden. Op die manier blijft de soort in stand.
Niet opvallen is in de natuur een belangrijke regel die bedoeld is om zoogdieren, vogels en insecten goede overlevingskansen te geven. Wie het meest opvalt, wordt het eerste slachtoffer en verdwijnt dus het eerst. Daardoor zie je bij veel insecten de wonderbaarlijkste staaltjes van camouflage. Bij rupsen is de kleur vaak aangepast aan de voedselplant. Soms lijken de rupsen op een takje van een boom. De rups van de vlinder, gehakkelde aurelia genaamd, lijkt op de onsmakelijke uitwerpselen van een vogel.
Bij vogels is de schutkleur belangrijk. Denk maar aan de wilde eend. Het broedende vrouwtje gaat helemaal op in de omgeving. In tegenstelling tot het fraai gekleurde mannetje heeft zij een overwegend bruin verenkleed, waardoor ze bijna onzichtbaar wordt. Ze blijft tot het laatste moment op het nest. Ik schrik altijd als een eend plotseling van het nest opvliegt. Heel belangrijk is de schutkleur bij jonge scholeksters, kieviten en grutto’s. Je moet zelf goed opletten als je over een akker loopt waar jonge scholeksters zijn. Bij gevaar drukken zij zich op de grond en blijven stil liggen. Ze zijn dan vrijwel onzichtbaar geworden voor mensen, kraaien, roeken, meeuwen en andere rovers. Met allerlei voorbeelden zou ik wel een paar pagina’s kunnen vullen. Hierbij een paar mooie voorbeelden van een perfecte schutkleur in de natuur.
De schutkleur van de wapendrager Eén van de vele nachtvlinders is de wapendrager. Waar de typische naam vandaan komt is voor mij een raadsel. De schutkleur is bijzonder. De vlinder lijkt namelijk op een afgebroken takje van een berk. Op de stompe kop zitten gele haren. Het lijkt sprekend op het breukvlak van een takje. Op de vleugels zitten grote gele vlekken, die een breukvlak aan de andere kant voorstellen. De rest van de vleugels is zilvergrijs, hetgeen op berkenschors lijkt. Als de vlinder stil op een tak van een berk zit is hij vrijwel onzichtbaar. De wapendrager is een nachtvlinder die ook in onze streek leeft in loofbossen en parken. Hij is te zien van mei tot augustus, maar de keren dat ik een wapendrager heb gezien is op de vingers van een hand te tellen. De harige rupsen eten de bladeren van lindebomen, populieren, eiken en andere loofbomen. Ze verpoppen zich in de herfst op een vorstvrije plek en overwinteren als pop. In de maand mei komt er weer een nieuwe generatie wapendragers te voorschijn.
De schutkleur van een reekalf De meeste dieren hebben wel iets waardoor ze niet opvallen. De reeën, bijvoorbeeld, hebben in de winter, als de bomen kaal zijn, een grijze vacht en krijgen pas in mei de lichtbruine kleur. De reekalveren hebben een perfecte schutkleur, tenminste als ze in het bos worden geboren. Toch kiezen reeën in de streek, als ze hun jongen werpen, graag voor een weiland met hoog gras. Kennelijk hebben ze daar weinig last van vossen. Bovendien hebben ze hier minder last van teken, maar ze zijn niet veilig voor de maaimachine. In een weide langs de Veldhoefweg vond ik een dode jonge ree die bij het grasmaaien aan de kant was gegooid.
Ineens zag ik het diertje liggen In een eikenbos langs de Hoog Buurloseweg in de boswachterij Kootwijk vond ik een reekalf met een perfecte schutkleur. Het scheelde maar een haar of ik had er op getrapt. Ineens zag ik het diertje liggen in het dorre blad. Ik kon er twee foto’s van maken en toen snelde het diertje weg. De verbleekte vlekken van het dode eikenblad kwamen overeen met de vlekken op de rug van het jonge ree. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen van het belang van een goede schutkleur, want in de natuur geldt: ‘overleven is: niet gezien worden’.
Ook gepubliceerd in Barneveldse Krant 02-08- 2014