In het vorige verhaal eindigt de heer Rozenboom met voorlezen uit de Nieuwe Apeldoornse Courant, en zegt: “Het is wat in de wereld he?” De houtblokjes in het salamandertje knetteren dat ’t een lust is. De schaapherder is niet onder de indruk van het gebeuren. “Vroeger was ’t ook zo wat”, zegt hij.
Vroeger…
Ha… vroeger, Ja, daar kwamen we eigenlijk voor. De heer Rozenboom had ons bezoek voorbereid. Of iemand van de krant eens mocht komen praten over vroeger, over de jonge schaapherder en hoe er toen door hem Kerst en Oud en Nieuw werd gevierd. Willem Koestapel gaat er eens gemakkelijk bij zitten. Dat kan. Hij legt zijn voeten met de klompen op de mand met houtblokken.
“Ja, dat kan meneer, zeg maar wat je weten wil”. Het jaareinde zo’n vijftig jaar geleden? Willem Koestapel steekt van wal. Het kacheltje krijgt nog een extra blokje van Rozenboom en terwijl Hector, de schaapshond, aanstalten maakt de grens van dommelen en dromen te overschrijden, de regen buiten het kleine raampje striemt, wanen wij – onze bejaarde causeur, onze nieuwslezer en schrijver dezes – ons in de dagen van weleer. Toen zogenaamde spoken en geesten rondom de boerderijen dansten en de schaapherder een moderne hofnar was.
Boekend-avond
Op de Zuidwest-Veluwe, de streek waar Koestapels wieg stond en waar de kleine jongen op de keuterboerderij van vader Koestapel eigenlijk vanaf zijn eerste jaren tussen de schapen dwaalde, was het gewoonte dat de boeren uit de omtrek gezamenlijk de donkere dagen tussen Kerst en Oud en Nieuw doorbrachten. Het hoogtepunt was altijd de ‘boekend-avond’, waarop iedereen zich te goed deed aan boekend-brij (de stijve koek van boekweitgrutten).
Gastheer op zo’n avond was de boer die de dikste boom van allen in de hof had staan. Die werd gekapt en met het dikke eind midden op de deel, op een stapel droge heideplaggen gelegd.
Als iedereen – ‘de vrouwluu er bie” – zich om de zware boom hadden geschaard, werden de heideplaggen aangestoken, draaide de gastheer de grote kookpot met de boekend-brij boven het vuur en was het woord aan de schaapherder.
De schaapherder moest vertellen kunnen, dat scheen zo bij een herder te horen. Hij was de man, die de spoeken en geesten op zo’n avond in zijn vertelsels vrijwel tot leven bracht of voor sommige gasten zelfs tot medetoehoorders maakte…..
Na middernacht
Koestapel grinnikt even bij de gedachte – zonder de boekend-brij en de boomstam op het vuur – kan hij zich nog goed voor de geest halen hoe het er in die tijd aan toe ging.
Vaak om zes uur ’s avonds begon het feest al. Zodra de dikke stam op het vuur bijna verteerd was, hielpen alle mannen mee de boom weer een eindje op te schuiven. Soms moest het paard er zelfs aan te pas komen.
Iedere keer als de boom ‘verhaald’ werd, trakteerde de gastvrouw op wat brij met honing of stroop en kon de herder zijn verhaal vervolgen of een nieuwe historie beginnen. Dat ging zo door tot ’s morgens vier, vijf uur…..
Na middernacht, als de ondergrond van brij en koffie sterk genoeg was, kwam ook de drank op de deel en werden de verhalen uiteraard nog spannender en uiteraard intenser beleefd.
Spoeken op de deel
Willem kijkt ons even aan. In zijn ogen staat zoiets van: “Je kunt ’t geloven of niet, maar de vrouwluu bibberden over heel het lijf. Dicht kropen zij tegen elkaar aan van angst als des schepers spoeken tot op de deel genaderd waren. “En als de vrouwen soms even naar ’t huusje(WC) moesten, durfde geen van hen alleen te gaan”. Ze stoten elkaar aan. “Gao je mee……? Dat was voor de schaapherder het teken, dat zijn verhaal de goede climax kreeg. Beven zouden zijn toehoorders, nog dichter moesten zij zich om het vuur scharen, angstig kijkend naar de donkere hoeken van de deel, waar de spoeken zich nog even schuil hielden.
De kunst van het vertellen
Zo ging Koestapel – in zijn tijd, ja, zelfs nu nog, een machtig verteller – door met de verhalen, die rillingen en kippenvel teweeg moesten brengen. Gebeurde dat niet, dan kon de scheper wel inpakken. Sensatie verlangde men daar op de deel. Welnu, wij kunnen ons voorstellen, dat Koestapel de kunst verstond.
Zo heeft deze laatste zwerver ons tijdens het bezoek vergast op aller verukkelijkste verhalen. Hoe hij er aan komt? Dat moet je niet vragen. In de romantische tijd van Willems jeugdjaren deed men dat ook niet. Men dacht er zelfs niet aan, omdat het geen vraag was of er werkelijk ‘spoeken’ en ‘geesten’ bestonden. De realiteit van onze dagen kan de spokensfeer zo akelig bederven. Jammer is dit eigenlijk.
Spoken bleven dansen
Aan het einde van zijn spookverhalen – als de aanwezigen zo dik waren als beren van al die boekend-brij en een flinke kwak kippeneieren, die na middernacht ook nog werden geconsumeerd, ging men nog even slapen. Maar daar kwam meestal niet veel van, want de spoken bleven dansen, aan deze en gene zijde van de bedsteedeuren.
Nog even zijn we met Koestapel die 74 jaren doorgegaan. De krasse scheper herinnert zich nog vrijwel alle bijzondere gebeurtenissen en raakt, vooral over de beide wereldoorlogen, niet uitgepraat. Zijn zwerftochten door alle provincies van Nederland, waar maar gras of heide groeide, zijn – althans voor ons – geschiedenissen vol avontuur. Het leven van een trekker boeit iedereen en altijd. En dit was pas trekken.
Voetje voor voetje ging Koestapel voort met zijn kudde en hond. Over eindeloze vlakten, maar ook over bruggen en door dorpen en steden. Jarenlang heeft Koestapel op vrijwel alle vliegvelden van Nederland “geheud” (zijn dieren laten grazen). Meestal was hij welkom, want zijn schapen haalden het gras van de vlakten en lieten er mest achter.
Lees ook: Zwervende schaapherder Willem Koestapel – Deel 4
—————————————————————————————————————————————————————-
Noot van de redactie:
Mede doordat de Veluwe een dunbevolkt en afgelegen gebied was, konden de oude spookverhalen en legenden zich nog lang handhaven. Natuurlijk wist men toen ook wel dat een groot deel van de verhalen ‘pure fantasie’ was. De kern van de verhalen lag vaak op het verjagen van het ‘duister’ de spoken en geesten in de vorm van de ‘duivel’, die lag altijd op de loer, klaar om onschuldige mensen te grazen te nemen!
Verhalen vertellen
Tegenwoordig zijn we niet zo gauw bang meer en weten we vaak wel beter. In onze verlichte tijd van radio, televisie en computers, is het vertellen van verhalen – volgens sommigen – zo goed als verdwenen. Toch merken wij als stichting dat er, vooral de laatste jaren steeds meer belangstelling voor is.
Het is trouwens helemaal niet verkeerd om eens naar de achtergronden van al deze verhalen te kijken en te luisteren. Dan kan men misschien de leefwijze van die oude Veluwenaren wat beter begrijpen en respecteren. De Veluwse schrijver Jac. Gazenbeek heeft dit volk van de Veluwe heel duidelijk en goed beschreven in de vierdelige verhalen-serie op ons weblog met de titel: De Veluwenaars