In een aantal afleveringen publiceren wij interessante artikelen, geschreven door Jac. Gazenbeek(†). In deze aflevering zwerft hij langs de kust van de voormalige Zuiderzee, nu het Veluwemeer.
Vissers en schippers
Het is eigenaardig, hoewel verklaarbaar, dat wij bij de bewoners der kuststreken tot op deze dag nog de gehechtheid zien aan de tradities, waar deze spreken zowel uit zeden en klederdrachten als uit taal en woninginrichting.
Het volk van vissers en schippers leefde immers over ’t geheel geïsoleerd en stond daardoor wantrouwend, ja afkerig tegenover allerlei nieuwigheden, die tijd en mode ook bij hen poogden in te voeren.
Veranderingen
De jonge kerels, die hun militairen dienst gingen vervullen in de steden, de dochters, die in betrekking gingen soms ver uit de streek, zij brachten huiswaarts kerend andere manieren en opvattingen mee.
Tekenend waren ook de woorden van het oude Doornspijker vrouwtje, die zij tot mij richtte toen ik rustig met haar zat te praten: “De jonge deerns (meisjes) zin op de ziej-febriek (zijdefabriek) te Ede en nou beginnen ze hier in de buurt de kappen al of te laoten… Ze motte hoejen op hebb’n….. ’t Jonge geslacht wordt heel anders…..”
Vechtend met de elementen
Een feit is evenwel, dat deze “Umwerthung” zich langzaam voltrekt; het nieuwe sijpelt slechts zachtjes door, want in de kommervolle strijd tegen storm en golven zijn de koppen van vissers en schippers stroef geworden en hun harten eigengereid, zodat zij vasthouden aan hun oude gewoonten. Duidelijk ligt hierin onder andere de verwantschap die er bestaat tussen hen en de boeren, die – ook vechtend met de elementen – een dikwerf onbarmhartige strijd voeren om het bestaan.
De boerenbevolking onmiddellijk achter de kuststreek houdt klederdrachten en gewoonten dan ook beter in stand dan zij die dieper het land inwonen en meer in aanraking komen met dorp en stad.
Typische kustbevolking
Wanneer men in gedachten de Noordzeekust langs gaat, vindt men telkens streken waar de karakteristieke en soms fraaie klederdracht nog in zwang is. Daarop de Zuiderzeeoever volgend, vindt men hetzelfde, maar nog meer geprononceerd. Ik behoef maar te spreken van Hindeloopen, Marken, Volendam, Huizen, Bunschoten en Spakenburg – daarbij vele andere namen terzijde latend – om de aandacht te vestigen op de typische kustbevolking der Zuiderzee.
Tradities
De boerenplaatsen, die een paar uren ’t land in liggen, staan nog geheel onder dezelfde invloeden als de dorpen aan het water. Tot bij Hierden, Doornspijk, Elspeet enzovoort, vinden we in ’t Veluwse de kleurige klederdracht bij vrouwen en meisjes en ten dele ook nog bij het manvolk. Ja, eigenlijk houden juist de boeren in deze tijd hardnekkiger vast aan de tradities, dan het volk der kustplaatsen, waar meer vertier is en het verkeer veel afbreuk doet aan toestanden, die stilte en eenzaamheid nodig hebben.
Buitenlandse kunstenaars
Het was een van de warme dagen, waarmee deze zomer ons zo spaarzaam verblijdt. Via Garderen en Uddel bereikten we Elspeet, waar ongeveer de eerste oud-Veluwse kleding opduikt. Men kan in die streek bijzonder oude en mooie boerderijen aantreffen, erven met tal van schilderachtige doorkijkjes, waterputten, bakhuizen en schaapskooien. Onze landschapschilders weten Elspeet wel te vinden en het pleit voor de roem van Hollands schoon, dat zelfs kunstenaars uit het buitenland hier gaarne vertoeven.
Hoofdzakelijk zien we in Elspeet de rode puntdoeken met de eenvoudige witte hoofdkap.
Voorname rust
De lange weg rijdend naar Nunspeet door een landschap vol sombere schoonheid, vinden we in die plaats meer het moderne leven terug. De fraaie omstreken deden er uitgebreide villawijken ontstaan, en zomers trekt het dorp veel toeristen en pensiongasten. Aardig is het in de achterbuurten en meer de polder in onmiddellijk de kleurige klederdrachten weer te vinden, waarbij de rode puntdoeken afwisselen met blauwe en groene. De zilveren oorijzers geven de ernstige boerengezichten een glans van voorname rust.
Wijsheid des ouderdoms
Doornspijk bereikten wij in de namiddag. Mijn vriend de schilder vond hier veelvuldige motieven voor gevoelige krabbels en terwijl hij z’n aandacht concentreerde op wat hem frappeerde in bonkige vorm of pittoreske samenscholing of vreemd verstorven kleuren, zwierf ik wat rond tussen de huizen van het buurtje.
Ik zat daar bij het oude vrouwtje, waarvan ik in het begin van dit artikel sprak. Zij stopte kousen, rustig en met ernstige toegenegenheid tot dit simpele werk. De rijpe zomerdag stemde haar vriendelijk en zonnig. De zonnestralen ketsten op haar zilveren oorijzers en op de fijne windingen der kleine, gouden kurketrekkers……
Haar oude, magere gezicht was zacht rose in het milde zomerlicht, terwijl ik in haar stem een vrede beluisterde, die alleen de wijsheid des ouderdoms schenkt.
Stil stadje
Onder een onweer zwoele hemel kwamen wij Elburg binnen. Statige gevels en stille hofjes, binnen- en buitengrachten, wallen – schoon geslecht – en poorten roepen de herinnering wakker aan de tijd, dat Elburg een der rijke steden was van het grote Hanze verbond.
Nu is het een stil stadje, waar de middag de mensen en dingen doet dommelen en dromen. Er hing in de buurtjes een doorstoofde warmte, zodat de vrouwtjes buiten zaten aan alle deuren. Kinderen speelden op de straatkeien en heel genoeglijk deed een luie hond zijn dutje midden in een van de hoofdstraten.
In een oud pakhuis borgen gebruinde vissers grote stapels netten. Smalle doorkijkjes verraden het bedrijf van mandenmaker en kuiper……
Pek en traan
De zilte geur van de wind trok ons dan naar het water. De Vischpoort – even karakteristiek als die van Harderwijk – liet ons door naar de kleine haven, rond welke een druk bedrijf rumoerde van vissers, nettenboeters en turfschippers. Rook en damp sloeg om de huizen, want vele visrokerijen en stomerijen liggen daar, terwijl in stenen ovens pek en traan gekookt werd tot reparatie van schip of net.
Beslotenheid
Botters en tjalken voeren uit of lagen ver weg op de grijs zilveren zee.
Aan de kant – waar ik ook de haven fotografeerde met de stoere achterstukken der schuiten en de jonge schipper – was een hoge, grazige wal en daar hebben wij beiden een tijd liggen dromen, geheel bevangen door de zomerse beslotenheid van het oude stadje aan het wijde water.
Schatten bedreigd
Was het een wonder, dat wij al peinzend het betreurden, dat binnen afzienbare tijd veel zal ondergaan van wat wij nu nog kunnen bewonderen en liefhebben. Als de Zuiderzee drooggelegd zal zijn en grote polders zich tot de kim zullen uitstrekken, zullen de vissersplaatsen verdwijnen en met hen zal ook de romantiek van vele dingen teloor gaan.
Er zullen brede wegen komen en spoorbanen, nieuwe dorpen en steden en… o ja, zij zullen welvaart brengen en – schoonheid…… misschien……, doch de klederdrachten zullen langzaam vermoderniseren, de oude haventjes zal men dempen, de robuuste poorten zullen uitzien op huizen in aanbouw, in plaats van op de wijde, altijd wisselende zee……
Wat zullen de eertijds rijke en nu nog eerbiedwaardige Hanze steden te zien geven…?
Eisen stelt de cultuur, hoge eisen; de bevolkingsdichtheid vraagt nieuwe terreinen, doch niet ten onrechte zijn wij bang dat Nederland te weinig acht geeft op zijn eigen schoon. Nog bezitten wij schatten, grote schatten, maar zij worden steeds en van alle zijden bedreigd!
Terugkerend zijn wij bij Hierden even de polder in gegaan, waar het boerenvolk een begin had gemaakt met de hooibouw. Prachtig die wijde zeepolder onder de hoge hemel koepel.
Opkomend onweer spoorde ons aan verder te trekken. Van Harderwijk af gingen wij weer naar het zuiden de Veluwe op en hoewel achter ons voortdurend de donder gromde, bereikten wij Voorthuizen nog, eer wij schuilen moesten voor de losbrekende bui.
Tekst en foto’s: Jac. Gazenbeek (1894-1975)
Eerder verschenen in het familieblad “Eigen haard” van augustus 1927
Ook gepubliceerd in De Veluwenaar 16e jaargang – nr. 4 -oktober-2008
Om het artikel zo authentiek mogelijk te houden zijn de originele foto’s gebruikt en is getracht de tekst zoveel mogelijk in de originele spelling over te nemen.