Constante angst
Toch ging de constante angst om betrapt te worden, de gerenommeerde stroper, die over een compleet net van wildafnemers beschikte, de laatste jaren steeds meer parten spelen. En ook zijn vrouw kon de uren durende spanning van het wachten op de terugkomst van haar man en van haar zoon steeds moeilijker verdragen.
Bovendien kreeg Arnold er schoon genoeg van. Hij was ‘s nachts al eens met een bevroren teen thuisgekomen of met kleren die nadat hij ze had uitgetrokken, rechtop bleven staan van de vorst, en daar had hij geen zin meer in. Arnold gaf de pijp aan Maarten.
Vertrouwen niet beschamen
In 1970 kreeg Cor Koppies waar hij z’n hele leven al om gevraagd had: een officiële jachtakte. Dat had hij te danken aan de eigenaar van Landgoed Oud-Groevenbeek in Ermelo, ir. Van Schermbeek. “Ik heb gezworen dat ik zijn vertrouwen niet zou beschamen, en zo waar ik hier zit: ik heb sinds 1970 geen stuk wild meer gestroopt”, zegt Koppies, van wie zich iedere keer als hij de naam Van Schermbeek noemt een hevige ontroering meester maakt.
Iedere morgen fietst hij nu, het geweer open en bloot over de schouder, in een groen jachtopzienersuniform richting Ermelo. Hij heeft met twee collega’s het toezicht over een enorme lap bos, zijn taak is het afschieten van allerlei soorten schadelijk wild zoals kraaien, vossen, hermelijnen, wezels, vlaamse gaaien, eksters en wilde katten.
Bovendien moet hij de voederplaatsen van het wild verzorgen, daarmee bewerkstelligend dat de heren van de Zuidelijke Jachtcombinatie een leuke buit kunnen schieten als ze op jacht gaan.
Dikke streep onder het verleden
Het is bijna ongelooflijk. De man die eens de schrik van de Noord-Veluwe was, en die jarenlang, ondanks de handicap van een stijf been, telkens weer de politie te slim af is geweest, neemt nu genoegen met het afschieten van eksters en met het voederen van vee teneinde anderen een genoeglijke jacht te kunnen bezorgen. Heeft hij dan nooit meer eens zin om zelf in het geniep een wild zwijn neer te leggen?
“Nee”, zegt Cor Koppies zonder enige aarzeling. Ik heb een dikke streep onder mijn verleden gezet en ik ben dolgelukkig dat ik me nu een weidelijk jager mag noemen. Ik heb als stroper gewalgd van de methoden die ik moest hanteren om beesten af te schieten: men schiet geen hazen neer in hun holen, men knalt geen stilstaande herten neer, men knuppelt geen zwijnen dood. Maar ik moest wel, want een jachtvergunning kreeg ik niet en ophouden met jagen kon ik niet. Nu ik mijn vergunning heb, zal ik het vertrouwen van hem die mij vertrouwen heeft geschonken, niet beschamen.
Overweldigend gevoel
Man, je kan je niet voorstellen hoe ik me iedere morgen voel als ik met m’n geweer over de schouder over straat fiets. Gewoon in het openbaar. Dat is na al die jaren dat ik in het geniep heb moeten stropen, zo’n overweldigend gevoel – nog steeds – dat ik er geen woorden voor kan vinden. Ik ga zes dagen in de week naar het jachtgebied, maar het liefst zou ik er op zondag ook nog heen gaan…”
Tot zover Arjeh Kalmann
Noot redactie:
In deze twee delen, heeft de auteur Arjeh Kalmann, zijn ontmoeting met Cor Koppies zo rond 1976-’77, beschreven. Dit verhaal werd eerder gepubliceerd in de Amersfoortse Courant/Veluws Dagblad en in het boek: “Allenig zijn is maar een wankele basis” (1977 – Bosch & Keuning in Baarn). Onze dank en waardering gaat uit naar bovenstaande personen en instanties, voor hun welwillende medewerking!
Lees ook: Van stroper tot jachtopziener – Deel 5
Het is de bedoeling dat onze voorzitter Louis Fraanje, de volgende serie verhalen over deze legendarische stroper/jachtopziener Cornelis Henri (Cor) Koppies(1913-1993) voor zijn rekening neemt!