Hij aanvaarde en berustte
In memoriam, zou er eigenlijk boven dit verhaal moeten staan, maar dat klinkt zo zwaar en dat zou de hoofdpersoon in dit verhaal ook niet gewild hebben. Mijn grote vriend Cornelis Henri Koppies, een markante Veluwenaar is op vrijdag 1 oktober 1993 van ons heengegaan.
Na een slopende ziekte, die hij toch waardig heeft gedragen, is hij onder zeer grote belangstelling van familie, vrienden en kennissen, in zijn woonplaats Harderwijk begraven.
Op zijn grafsteen staat geschreven: “Hij aanvaarde en berustte”, zeer toepasselijk voor een man als Cor Koppies. Zie foto rechts>>
De man die vijfenveertig jaar lang als wildstroper door de Veluwse bossen heeft gezworven en daarna tot aan zijn dood, als jachtopziener door het leven ging, daarover heeft u in de vorige vier delen alles kunnen lezen.
Ik ga met Cor het veld in, zomaar samen zwerven door zijn revier en kijken wat we tegenkomen. Luisteren naar de verhalen over het wild in de bossen van de Veluwe, en hoe hij daar als jongen uit de ‘grote’ stad Amsterdam mee in aanraking kwam. De ‘passie’ van een ‘mens’ voor de levende natuur en alles wat daarmee te maken heeft, daarover gaat mijn verhaal.
Brood uit de nacht
Zijn wens om de vernieuwde heruitgave van zijn boek “Brood uit de nacht” nog onder ogen te krijgen, mocht helaas niet in vervulling gaan. Het plan om deze markante persoonlijkheid in de kijker zetten, was al voor zijn dood afgesproken met hem, maar helaas mocht hij het zelf niet meer meemaken. Toch wilde ik graag dit verhaal plaatsen, als eerbetoon aan een bijzonder mens.
Zijn vele stropers-avonturen heeft hij indertijd laten optekenen door wijlen Kees Limburg, waarvan in 1978 een boekje is verschenen bij Bosch & Keuning met de welluidende titel: “Brood uit de nacht”, de illustraties maakte Nico Bulder. Regelmatig spraken we met elkaar over dat boek, wat inmiddels nergens meer te krijgen was.
Echte foto’s
Met z’n tweeën bekijken we het voor de zoveelste keer en prompt begint hij dan weer over de slechte illustraties. “Kijk” zegt hij dan plotseling, “dit is toch niks, gewoon kopieërwerk van mijn foto’s en die vos, nou kijk straks maar, dezelfde als de opgezette vos bij mij thuis” . Nee, daar kon hij zich mateloos aan ergeren, als er een herdruk zou komen, dan moesten er de echte foto’s in. Ook had hij nog een aantal zelfgeschreven verhalen, die er zeker in moesten komen. Het nieuwe boekwerk zou zeker nog aangevuld worden met niet minder dan zo’n vijftien extra verhalen.
Allround spoorzoeker
Als ik zo met Cor door de bossen van Oud en Nieuw Groevenbeek zwerf, om wat foto’s te maken van hem voor deze reportage, kan ik me nog niet voorstellen dat ik een paar maanden later aan zijn graf zal staan.
Zo zwervend door het Veluwse bos, gaan zijn ogen van links naar rechts en niets ontsnapt aan zijn geoefende speurders-ogen. Deze allround spoorzoeker ontgaat niets, het lijkt wel of hij van voren en van achteren ogen heeft. Plotseling blijft hij staan en stoot mij voorzichtig aan en wijst naar links, daar staat iets verderop een prachtige reebok, het dik geparelde zesender-gewei is een lust voor het oog.
Een ogenblik staat de bok onze richting uit te kijken en springt dan op een gracieuze wijze af en verdwijnt tussen de sparren. Even later zegt Cor “Kom, dan kijken we even op de voerplaats, wie weet is Reintje vos nog langs geweest”.
We lopen niet zo hard, want Cor is nu toch wel wat moe geworden, toch wil hij daar niets over horen, als ik zeg dat het misschien maar beter is om terug te gaan. “Niks ervan”, klinkt het vastbesloten “de natuur is mijn lust en mijn leven en wie weet hoelang ik nog hier mag blijven”.
Als ik zo achter hem aan sluip in de richting van de voerplek, moet ik toch echt even slikken. Dan gaan mijn gedachten terug naar de verhalen, waarin Cor het zwerven niet moe wordt en nachten achtereen in het veld is. Dan zie ik hem zitten op de hoogzit, of in zijn schuilhut, vol spanning op wat gaat komen.
Niet piekeren
Wat jammer toch, dat zo’n uitgesproken natuurmens waarvan iedere vezel doortrokken is met de geuren van het woud, vanwege een slopende ziekte, er over een tijdje niet meer is. Hij voelt als het ware wat ik denk en zegt “Louis jongen, je moet niet piekeren over mij, wie weet duurt het nog een beste poos voordat ik deze wereld moet verlaten en kunnen we samen nog van alles beleven”. Altijd straalt het optimisme van hem af, al geloof ik dat hij het ontzettend moeilijk zal krijgen als hij zijn veld niet meer in kan.
Ploegende zwijnen
Maar goed, onder het lopen pakt hij iets van een tak en zegt “Kijk wat haren van een wild zwijn, die zal wel op het voer geweest zijn, we zullen eens verder kijken”. En ja hoor, als we op de voerplek zijn aangekomen, zien we dat een groot deel van het veld is omgeploegd door wilde varkens.
” ‘t Jonge, jonge, kijk toch eens en hier”, wijzend naar wat verse sporen in de modder, “die zijn nog niet lang weg”.
Even verderop roept hij ” Louis, kijk hier is de havik aan het werk geweest, zie maar die veren en dat poepspoor”. Heerlijk om op pad te zijn, zo met z’n tweetjes en even vergeten dat een kwaadaardige ziekte deze natuurmens sloopt. Ik wijs hem op een oude slagboom, en zeg: “Cor, we gaan hier even zitten, dan kunnen we wat bijpraten, wetend dat het praten meer voor zijn rekening zal komen, want eenmaal gezeten, rijgen de verhalen, maar ook de uren zich aaneen.
Het is puur genieten als de oude stroper in hem weer naar boven komt, dan vergeet je alles om je heen en sluip je als het ware mee door de nachtelijke bossen achter het wild aan.
Helaas…
Als we weer op weg naar huis gaan, praat hij honderd uit over zijn vrienden en familie waar hij verknocht aan is en over de komende herdruk van zijn boek, wat toen nog niet zeker was. Helaas heeft hij het niet mogen meemaken, terwijl we al afgesproken hadden wanneer en waar het boek overhandigd zou worden samen met zijn beste vriend Piet Sterken.
Houten kist met jagershoed
Hoewel iedereen wist dat het zomaar afgelopen kon zijn, overleed hij toch heel plotseling. Die woensdag de zesde oktober op de begraafplaats Oostergaarde van Harderwijk, zal ik niet gauw vergeten, daar in die houten kist met bovenop zijn onafscheidelijke jagershoed, omgeven met het groen van de sparren, daar lag iemand die in korte tijd mijn allerbeste vriend was geworden.
Waidmannsheil
Met moeite kan ik mijn tranen bedwingen en zachtjes prevel ik “Waidmannsheil oude vrind, het ga je goed daarboven”.
Buiten de begraafplaats wacht weer de nuchtere zakelijke wereld, immers het boek is bijna klaar en zo zal het altijd wel blijven gaan. Daarover meer in het volgende verhaal.