Ontwerper van de boswachterij Kootwijk – Deel 1

juli 1999

Boswachter Gerrit van Emst- (1887-1960)

Boswachter Gerrit van Emst

Wie vanaf Harskamp of Stroe over de Heetweg naar Kootwijk gaat, komt door een groot bos met grove dennen, eiken en bijna veertig meter hoge douglassparren: de boswachterij Kootwijk. Natuurliefhebbers kunnen hier bijna eindeloos wandelen over lommerrijke paden en genieten van alles wat leeft en groeit. Na afloop gaan ze meestal wat uitrusten op één van de gezellige terrasjes bij de kerk in Kootwijk. Anderen zitten liever op een paar klapstoeltjes met een thermoskan met koffie in het bos langs de Houtvester van ’t Hoffweg. Het bos is heel vanzelfsprekend en het lijkt net alsof het altijd zo geweest is. Toch is dat niet het geval.

Helemaal kaal

De omgeving van Kootwijk was ruim honderd jaar geleden helemaal kaal. Het was allemaal heide en zandverstuiving zo ver het oog reikte. Goed is dat te zien op de kaart van Kootwijk in de Grote Historische Atlas van Oost-Nederland, waarvan de kaarten zijn gemaakt tussen 1830 en 1855.

Komst Staatsbosbeheer

Met enige verbazing heb ik geconstateerd dat het hele gebied tussen Stroe, Harskamp, Assel en Hoog-Buurlo slechts twee kleine hakhoutbossen rijk was. Ze liggen een paar kilometer van Kootwijk, te weten: het Kootwijkerbenedenbos en het Kootwijkerbovenbos. De beide eikenbossen zijn er nog, maar ze vallen nu niet meer op in het grote bosgebied. Dat de boswachterij Kootwijk nu zo mooi groen is heeft te maken met de komst van Staatsbosbeheer in 1899. Niet alleen het beteugelen van de zandverstuivingen was in die tijd belangrijk, ook de houtproductie moest van de grond komen. In ruim veertig jaar tijds werden 35 miljoen boompjes geplant onder leiding van één man. De boompjes van toen zijn groot, Kootwijk ligt nu in het bos en die ene man was boswachter Gerrit van Emst.

bomen-gerritsfl

De Fluitberg in 1902 met jonge aanplant van dennen uit 1900 – Foto: ©G.D. Overdijking

Overleven

Eeuwenlang waren de bossen op de Veluwe verwaarloosd. Er was veel hout gekapt voor de bouw van boerderijen, schuren en schepen. Het bos was gemeenschappelijk bezit en de hele dag werden er vrachten hout en strooisel uitgehaald. Bovendien werd vee geweid op de open plekken in de bossen. Er woonden heel weinig mensen, maar ze waren allemaal boer en allemaal aangewezen op het bos: voor timmerhout, brandhout, geriefhout en humus om de grond van de akkertjes bij huis te verbeteren. Ook werd er gejaagd in de bossen en gezocht naar eieren. Ongetwijfeld werden er ook bramen en bosbessen geplukt. Kortom, iedereen was bezig om te overleven. Er werd niet veel gedaan om jonge bomen aan te planten. Niemand deed dat, want het gebied was immers gemeenschappelijk bezit.

sbb-mijngang-stut

Dennenhout om de mijngangen te stutten – Foto: ©Archief SBB

Mijnhout nodig

Er kwam steeds meer vraag naar hout. In 1890 draaiden de steenkolenmijnen in Zuid-Limburg op volle toeren. Er was veel mijnhout nodig. Het liefst dennenhout om de mijngangen te stutten. Hier en daar werd wel wat bos aangeplant als liefhebberij. Meestal werd de grond voor de jonge aanplant niet goed voorbereid of er werd verkeerd gesnoeid. Soms werden bomen, vanwege de vraag, veel te vroeg gekapt. Er was geen deskundig geschoold personeel op dat gebied. De jaren verstrijken en iedereen was het er over eens dat er van alles moet worden gedaan om de bosbouw van de grond te krijgen. In 1895 bestaat de mogelijkheid om aan de Landbouwhogeschool te Wageningen een opleiding te volgen voor het beroep van houtvester en de Nederlandse Heidemaatschappij neemt de opleiding van boswachter op zich.

Niet alleen bij particulieren, maar in het bijzonder bij de regering groeide het besef om op het gebied van de bosbouw een belangrijke taak te gaan vervullen. Uit het feit dat de staat in 1897 ongeveer 2700 hectare heide en stuifzand bij Kootwijk kocht bleek duidelijk de wil om de boscultuur grondig aan te pakken. Zo werd het Staatsbosbeheer opgericht om de staatsbossen te gaan beheren, maar ook om voorlichting te gaan geven op het gebied van de bosbouw en te letten op de bescherming van het natuurschoon in ons land.

Bedwinger van de zandverstuivingen

Eén van de eerste boswachters van Staatsbosbeheer in Kootwijk was boswachter Gerrit van Emst. Hij begon in 1908 als een jongeman van 21 jaar zijn werkzaamheden in de boswachterij Kootwijk en in 1952 ging hij na ruim 44 jaar met pensioen. Hij wordt wel de ,,bedwinger van de zandverstuivingen” genoemd, want in zijn tijd is de hele omgeving van Kootwijk, behalve het Kootwijkerzand, volgeplant met dennetjes.
In het voorjaar van 1999 was ik op bezoek bij de 85-jarige mevrouw M. van Amerongen-van Emst in Barneveld. Ze is de oudste dochter van de tien kinderen die de familie van Emst heeft gehad. Vier kinderen zijn heel vroeg gestorven, zodat de familie veel verdriet heeft gehad in de beginjaren in Kootwijk. Mevrouw Van Amerongen vertelt over haar fijne jeugd die ze heeft gehad bij haar ouders in de boswachterswoning aan de Harskamperweg aan de rand van de boswachterij Kootwijk.

juli 1999

Boswachter Gerrit van Emst voor het huis “De Toevlucht” in Stroe – Foto: ©Archief JGS

Boswachtersfamilie

Al bladerend in een dik plakboek met veel krantenknipsels zoeken we naar het werk van haar vader.
“Mijn vader werd op 9 september 1887 in Vierhouten in een echte boswachtersfamilie geboren. Zijn grootvader werkte namelijk 44 jaar in de bossen van Vierhouten en ook zijn vader was daar ruim 40 jaar boswachter.

Zijn zoon, mijn broer dus, is begonnen als boswachter in Diepenveen. Je kunt wel nagaan dat er op verjaardagen meestal wel gepraat werd over het wel en wee van de bossen.”

Met de schop

Gerrit van Emst volgde de opleiding tot boswachter bij de Nederlandse Heidemaatschappij in Arnhem. Toen hij op 21-jarige leeftijd de militaire dienst verliet lag voor hem de aanstelling van boswachter bij Staatsbosbeheer in Kootwijk al te wachten. ,,Je kunt beter spreken van zandwachter,” heeft Van Emst vaak gezegd, want in 1908 was het gebied dat hij zou gaan beheren, één grote zandvlakte. Hij kreeg de bijna onmogelijke opdracht om de zandverstuivingen te gaan beplanten met dennetjes. Hij kreeg daarbij de hulp van tientallen bosarbeiders. Er werd gewerkt volgens de methode die houtvester J. H. Jager Gerlings van Staatsbosbeheer had beschreven in een boekje: ,,Eene Bebossching van Zandverstuivingen”, dat in 1907 was verschenen. Er waren in die tijd geen grote machines om de zandduinen te egaliseren. Met de schop werden de spitse koppen en de steile zijkanten van de stuifheuvels wat afgerond, zodat de wind er geen grip meer op zou kunnen krijgen. Daarna werd het stuifzand afgedekt met afgemaaide heide. Dat ging zo: ,,De arbeiders die met het vastleggen bezig zijn, nemen een bos heide in den linkerarm en werpen met de rechterhand telkens eene hand vol zoodanig op den grond, dat de bodem met een aaneengesloten dun kleed overdekt wordt, Achter elken arbeider volgt een jongen, die op regelmatige afstanden van 75 CM eene schep zand op de heide werpt, om het wegwaaien ervan te voorkomen”.

bomen-pl-g

Dennetjes planten anno 1900 – Foto: ©Archief SBB

Met de schop

In het voorjaar van 1900 werden de eerste grove dennetjes geplant. Er is voor de grove den gekozen omdat deze boomsoort het meest geschikt was voor het schrale stuifzand. Bovendien levert hij waardevol hout. Het beplanten van de zandverstuivingen gebeurde met tweejarige dennetjes die in de kwekerijen, op de voormalige landbouwgronden van de boerderijen Groot- en Klein Vogelenzang aan de Heetweg, waren opgegroeid. Ze werden op een plantwijdte van 75 cm gepoot en zo diep in de grond gezet dat alleen de bovenste naaldpluim boven het zand uitstak. Na een jaar vormden de dennetjes al een paar mooie loten, maar in het derde jaar begonnen ze pas krachtig te groeien. Elk jaar werd zo’n 75 hectare zand vastgelegd en beplant met dennen. De activiteiten van Staatsbosbeheer is voor Kootwijk van grote betekenis geweest. Door de bebossing is de streek leefbaarder geworden en de bevolking heeft er wel bij gevaren. De kleine boeren verdienden in de wintermaanden wat extra door bij Staatsbosbeheer te gaan werken. Het verdiende geld werd belegd in hun bedrijfjes, die mede hierdoor tot een zekere welstand zijn gekomen.

Lees ook: Ontwerper van de Boswachterij Kootwijk – Deel 2 – Slot

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2015/02/09/ontwerper-van-de-boswachterij-kootwijk-deel-1/