In 1982 schreef de bekende schrijver Harry Wonink(1927) in het boek “Lokroep van het vrije veld”, naast andere verhalen, dit prachtige verhaal uit het leven van de inmiddels gepensioneerde jachtopzichter van de Hoge Veluwe, Jan Venema.
In goed overleg en met toestemming van de auteur, zijn wij voornemens om het verhaal in zes opeenvolgende delen op ons weblog te publiceren. Hier het eerste deel.
“Jachtopzichter tussen de herten”
Zelfs midden in de zomer kunnen de nachten koud zijn. Op de kopjes van het Pampelse Zand daalt de temperatuur soms tot onder het vriespunt. De pijpestrootjes die het stuifzand die het stuifzand vanaf de randen binnendringen, hebben dan koude witte snorretjes. Als de zon de gele en rode bedlakens van zich af gooit, is dat zomerijs trouwens snel weer veranderd in tinnen druppels.
Luisteren naar de stilte
Jan Venema rilt. Niet van de kou. Hoewel hij een uur heeft zitten dromen op een kaal heuveltje. Om hem heen had de maannacht van heide, bunt en zand een blauw waas gemaakt en achter hem lichtte de glooiing van de Franse Berg helder op. Zandstormen mepten daar een groot deel van het stuifzand, tegenaan toen, misschien driekwart eeuw geleden, vrijwel het hele gebied van De Hoge Veluwe in verstuiving was.
Jan Venema heeft een tijdje geluisterd naar die heel kleine geluidjes in de stilte van de zomernacht. Verrek, dacht hij, bestaan die nog? Zijn die er ook nog? Hebben die zich weten te handhaven tussen mensenstemmen, klappende autoportieren en startende motoren? De nacht maakt van de mens weer een metgezel van het oergebeuren, geeft hem daarin zijn oude plaats terug. Ze laat hem dingen horen, die overdag alleen voor de dieren met hun scherpe zintuigen waarneembaar zijn; een muisje dat aan een dennekegel knabbelt, de nachtwind die met een berkenblad speelt, het afrukken, diep in het bos, van lavei door moeflon of hert…
In de nacht is alles anders
Onder maan en sterren verliest de groenrok zijn greep op hetgeen zich afspeelt op de Hoge Veluwe. De 5.500 hectare binnen het raster tussen Hoenderloo, Otterlo, Deelen en Arnhem is dan voor de dieren, de bomen, het stuifzand en de karresporen. Alles leeft. In de nacht fluisteren zelfs de heide, het hoge gras en de vliegdennen met elkaar.
Jachtopzichter Jan Venema is 38 jaar. Zeventien daarvan zwierf hij door ons Nationaal Park. Beroepshalve, maar nooit plichtmatig. Er zijn in dit gebied voor hem geen onbekende plekjes meer. Maar in de nacht is alles anders. Dan is zelfs de Lijkweg geen gewoon karrespoor, dat door het Deelense en Pampelse Zand, van het dorpje Deelen naar het dorp Otterlo gaat. Over die weg trok vroeger een paard de platte wagen met daarop het lijk van een overleden boer uit de buurt van Deelen, dat in Otterlo moest worden begraven.
Jan Venema huivert. De nacht, met alleen de stem van de natuur, voert hem terug in de tijd. Ver van het autogedreun, bierlucht en stemmengeruis uit een open deur, ver van verblindend licht rond huis en verkeersknooppunt, van duizenden verlichte vensters tot bijna in de hemel.
Belaagd door stuifzand
Hij is alleen in de zomernacht. Of toch niet? Staat daar naast die vliegden geen krachtig hert? Schuiven er door de heide geen schimmen die straks, hoopt hij, allemaal een gewei dragen of een sierlijk kopje met luisterende oortjes? Is dat niet het geval, dan zijn het spoken. Nevelgespuis. Witte wiefkes. De metgezellen van de eenzame boertjes die daar in de Kromme Hoek of in de Pollen een stukje woestenij in cultuur hadden gebracht. Ze werden belaagd door stuivend zand dat hun akkertjes en zelfs hun weggetjes bedolf en de herten vraten hun rogge en haver op en trapten de boekweit kapot. Met hard werken, met schapenmest en schop schiepen ze een fris vruchtbaar plekje in de dorre wereld van de Hoge Veluwe. Totdat zestig, zeventig jaar geleden, de rijke zakenman kwam die alle grond opkocht. Zowel die schrale akkertjes als de grote vijand, het stuifzand.
Voorbij…
De stichter van de Hoge Veluwe wilde geen rogge meer achter de akkerwal en geen aardappeltjes langs de bosrand, wilde geen schapen en geiten op de heide zien, maar edelhert en moeflon. Voorbij was toen het slenteren op mooie zomeravonden langs het koren en de rose bloeivlinders van de rode pimpernel, het enige aardappelras waar de herten afbleven.
Generaties Veluwse zandboertjes zaten al op de bank voor dat kleine huisje, waarop de heidezoden van het dak rustig doorgroeiden alsof ze niet met de plaggenschop waren gestoken. In dat primitieven woninkje keek de geit zo vanuit haar stal naar het knetterende haardvuur, waarboven het koffiewater kookte. Weg fijne avonduren op dat bankje, waarop grootvader vaak bezems zat te maken van heide of van berkentakken en moeder kaas maakte van geitenmelk, lekkere kruidige kaas, hoewel er geen enkel kruidnageltje, geen korrel peper of nootmuskaat aan te pas was gekomen. Geitenkaas heeft die pittige smaak van nature. Alles weg. De boer werd verdreven van de Hoge Veluwe en kwam er nooit terug. Nu wandelen er jaarlijks een half miljoen toeristen over zijn aan de natuur teruggeven akkertjes.
Omringd door het edele wild
De jachtopzichter rilt. Want er komt wat dichterbij over de Lijkweg. Er is geluid in de nacht, dat het muizengepiep en windgeritsel overstemt. Droomt hij? Klinkt daar beneden van het karrespoor niet het knerpen van een nodig aan wat vet toezijnd wagenwiel? Het doffe stappen van paardehoeven in mul zand? De maan spoelt een brede lichtwaaier over de Lijkweg. Een eenzame oude route in een onherbergzaam landschap. Dan zijn ze er opeens. Ze klimmen tegen de helling van zijn hoge zitplaats en springen om hem heen. Het lijkt een droom. Een heel roedel herten. Kaalwild. Hinden en kalfjes. Wel tien, twintig dieren.
Omringd door het edele wild
Er komen er steeds meer. Ze wippen langs de helling omhoog, stoeien om hem heen en zien hem niet. Of doen alsof. Want de nacht behoort toe aan de herten. De mens wordt dan genegeerd door de wilde bewoners van de 3400 hectare bos, heide en zand op de wildbaan van de Hoge Veluwe. Vroeger was dat anders. Nog geen tien jaar geleden graasden herten overdag en sliepen en herkauwden in de nachtelijke uren. De grote recreatiedruk veranderde de grootste wilde bewoner van de Veluwe echter van een dag- in een nachtdier.
Dertig, veertig herten zijn er tenslotte. Sommige maar vier, vijf meter van hem verwijderd. Ze draven en spelen. Jan Venema is gedurende enkele minuten omringd door het edele wild. Dan zijn ze verdwenen. Opeens weer ondergedoken in het blauwgrijze waas van de julinacht.
Tekst: Harry Wonink – Coverfoto rechtsboven: Jan den Besten (1928-2012)
Lees ook: Lokroep van het vrije veld – Deel 2
*******************************************************************************************************************************
Ter introductie neemt boswachter Henk Ruseler u mee over de Hoge Veluwe: