Hertenbronst in de nacht
Hij wrijft zich de ogen uit. Hij droomt niet. De jachtopzichter staat op, trekt over de Lijkweg en huivert. Niet van de kou echter… Hij denkt terug aan de nacht, toen hij met een jager in het Stafse Bosje lag om wat van de bronst, de paartijd van de edelherten te zien. Dat is periode van midden-september tot midden-oktober, als de grote geweidragers de kop naar de maan en de sterren opheffen, de damp uit de warme keel blazen en er een gebrul klinkt, alsof Donar, de dondergod, terugkeerde naar de zandboertjes in hun plaggenhutten.
Toen vochten op vijf meter afstand van die twee mannen in de hei, twee herten met elkaar. Hijgen, gekletter van geweistangen, gekreun, zuchten.
Oergeweld in de kille herfstnacht, in het stuifzand van de Veluwe, waar tienduizend jaar geleden het allang uitgestorven reuzenhert zijn drie meter brede koptooi naar de grond boog om zijn rivaal te weerstaan.
Voor de beide mannen, tussen de gele herfstbladeren van de krentestruiken, leken het de reuzen uit de prehistorie weer die daar vochten, zodat het stuifzand opwolkte en de grond werd omgewoeld. Eén kreeg zo’n zwieperd met het gewei van zijn rivaal, dat het dier tussen de bramen belandde.
Woeste kracht
De jager naast Jan Venema hield het niet langer uit. Het duister deed de zwarte lijven van het grofwild onwezenlijk groot lijken. De woeste kracht die ten toon werd gespreid in de strijd om de harem, een heel roedel hinden, was beangstigend. Ik ga, zei de jager. Hij zette het op een lopen. Liever alleen de donkere nacht van de Hoge Veluwe in dan nog langer van zo dichtbij getuige te zijn van zoveel woeste agressiviteit.
Fascinerende belevenis
In de bronsttijd als er onder de honderdvijftig dieren van het hertenbestand van ons Nationaal Park zo’n grote onrust heerst, is de opzichter met zijn collega’s haast iedere nacht op pad. Om naar het burlen van de grote herten te luisteren. Vooral als de maan hoog boven de sparren, grove dennen en beukenlanen van de Hoge Veluwe staat, is een nacht tussen de bronstige dieren een fascinerende belevenis.
Wilde haarschapen
Als Venema dan in de heide ligt, komen er soms moeflons langs. Wilde haarschapen, die in de twintiger jaren van de twintigste eeuw door de schepper van het Nationaal Park vanuit hun eigenlijke leefgebied op de eilanden in de Middellandse Zee, hierheen zijn gehaald. Dan staan ze lang voor die figuur in de heide, loeren een hele tijd. Tot er één een schril gefluit laat horen. Alarm. Daar gaan ze: het roffelt over de stuifzandkopjes en het geasfalteerde fietspad, dat als een grijze worm door het Deelense Zand kronkelt.
Tekst: Harry Wonink – Coverfoto rechtsboven: Jan den Besten (1928-2012)
Lees ook: Lokroep van het vrije veld – Deel 3