Stropers in de nacht
De nacht is niet altijd romantisch. Soms ademt het duister de dreiging van geweld uit, vlamt het mondingsvuur uit een stropersgeweer. De onderwereld dringt het biotoop van korhoen en wulp, ree en hert binnen en het schot in de nacht kleurt de heide rood. Dan is er een gat in het buitenraster en speurt de hond de plek op waar het hert naar buiten is gesleept en ontweid en in stukken gesneden.
Dagen en nachten postten
Bij zo’n gelukkig zelden voorkomend stropersdelict trok de hond van collega, na eerst de bloederige plek te hebben aangewezen waar de buit werd geslacht, opnieuw driftig aan de lijn en bracht de groenrokken bij het onder blad en heide verborgen stropersgeweer. Dagen en nachten postten veldpolitie en jachtopzichters, elkaar aflossend, bij de verborgen buks. Uren van angstige spanning bij dat gat in het gaas. De vinger om de trekker van pistool of karabijn, als een autoportier dichtklapte of een wagen snelheid minderde.
Nooit gekomen
Eindelijk, midden in de koude winternacht, stopte een mercedes. Een autoportier knerpte. Hoewel veldpolitie en jachtopzichters nog niets zagen, voelden allen opeens dat daar in het donkere bos iemand stond. Ieder stond op scherp. Maar de man kwam niet. Hij is nooit gekomen. De buks is nooit opgehaald.
Venema is er vast van overtuigd dat een flits maanlicht heel even weerkaatste op de glimmende petklep van een politieman naast hem. Heel even, maar voor de stroper genoeg…
Bedelende zwijnen
Jan Venema beleeft zelden een stropers-avontuur. Soms is er een onverlaat onder de bezoekers die met een zware ijzeren stang de kleine Frischlingen dood mept. De leuke, in de lengte gestreepte biggetjes van het wilde zwijn. Dat gebeurde vooral in de tijd toen tientallen wilde zwijnen van de toen nog grote stand de dag doorbrachten met het bedelen om snoep, brood en fruit langs de harde autowegen die het park doorsnijden.
Maar de snoepjeshalers onder de varkens zijn afgeschoten. Een kindervinger is snel doorgebeten. Een wild zwijn is geen schoothondje. Geen aai-beest. Hij steekt zich slechts even in het zwarte pak van de feestganger die kwaad van zins is. Nu ziet men nog zelden een wild zwijn bij een bezoek aan de Hoge Veluwe. In de winter zijn er niet meer dan zestig, zeventig. In de zomer verdrievoudigt de stand van het weerbare zwartwild echter.
Deel van de natuur
Jan Venema komt uit Amsterdam. Zijn vader was daar jachtopzichter in het Amsterdamse Bos. Vroeger een geweldig fazantenrevier. Een wildrijk paradijsje in een wereldstad. Jan liep een jaar als wildschut in de duinen. Toen trok hij naar het land van heide en stuifzand, van edelhert en wild zwijn. Pas hier voelde hij zich deel van de natuur. Ieder jaar, als de berken blaadjes krijgen voelt hij zich geboren worden en ieder najaar een beetje sterven als de eikekruinen rood vlammen een de beuken een kleed van rood koper aantrekken. De verre dreun van verkeer irriteert hem, maar merelgezang vertedert hem.
Venema regeert daar op de Hoge Veluwe over dood en leven. Maar als dan het hertekalf bij de moeder is weggeschoten, omdat het ziek of eenvoudig teveel is, dan denkt hij, als de hinde vlucht na het schot; daar ga je nu op je eentje. Alleen verder. De hinde, die door het bos springt en over zandbultjes zweeft van het Oud-Reemsterveld. Daar moet je niet te lang bij stil blijven staan, houdt Venema zich voor.
Afschot moet
Om de overblijvende dieren meer meer goede levenskansen te bieden. Gemakkelijk is het echter niet altijd. Jan Venema weet hoezeer het de hinde haar kalf bemint. Hoe het de aangeboren vrees voor de mens overwint en de dood tart om haar jong te redden.
Herten in de aanval?
In het Bunterbos liep hij eens, samen met zij teckeltje en de golden retriever bovenop een hertekalf. Het diertje schreeuwde van angst. Op die schreeuw kwam de hinde uit de dekking en viel de honden aan. Achter haar kwam een heel roedel. Een grote geweidrager, wat kaalwild. Ze draafden rakelings langs hem heen en achtervolgden de beide honden. Het grootste hert ontdekte de jachtopzichter en kwam dreigend op hem af. Venema drukte zich tegen een dennestam, schreeuwde en zwaaide met zijn armen. Dat bracht het dier tot bezinning. Een edelhert hoort toch geen mens aan te vallen.
Helemaal verfomfaaid
Hij hield zich weer met de honden bezig. Zijn roedelgenoten hadden de kleine teckel al een paar keer met de sterke schalen(hoeven) geraakt. Het grote hert dreef de golden retriever een bosje in. Toen Venema daar ook in dook, stapte het edelhert er juist uit. In statige draf, de kop hoog geheven ging het over de heide. Aan de andere kant schoof de jachthond het bosje uit. De staart tussen de poten, grote schrammen over zijn lichaam, helemaal verfomfaaid, het haar er af.
Tekst: Harry Wonink – Coverfoto rechtsboven: Jan den Besten (1928-2012)
Lees ook: Lokroep van het vrije veld – Deel 4