Oorlogsherinnering aan vader en witte bonen
Op 8 maart 1945 aten we witte bonen. Het is eigenlijk toch wel gek, dat je je zoiets na vijftig jaar (1995) nog steeds herineren kunt. Ik was toen veertien jaar en we zaten die middag min of meer met het eten op mijn vader te wachten, die toen nogal laat thuiskwam.
Hij bracht het verschrikkelijke bericht mee, dat de Duitsers bij de “Woeste Hoeve” 117 of 118 (zoals hij zei) mensen doodgeschoten hadden.
Tellen
Mijn vader had de gewoonte om verschillende dingen te tellen. Zo kon hij bijvoorbeeld bij het eten van kersen zeggen: “Zo, nu heb ik er 25 op en schei er mee uit”, of iets dergelijks. Ook wist hij precies hoe vaak hij met z’n fiets moest trappen naar de een of andere bekende plaats. Zo had hij ook op die bewuste dag in het voorbij fietsen de lijken geteld van de mensen die juist tevoren gefusilleerd waren… Veel later hoorden we het hoe en waarom.
De overval
Op de avond van 6 maart, dus nauwelijks twee dagen van tevoren, had een verzetsgroep, die een auto nodig had, een overval gepleegd op een auto waar toevallig de “SS en Polizeiführer in Nederland” zat, oftewel de opperste sadist van het Duitse politiekorps in Nederland, Hanns Albin Rauter. Zijn chauffeur en adjudant vonden hierbij de dood, Hanns Rauter zelf werd zwaar gewond maar overleefde de schietpartij.
Represailles
De Duitsers namen zeer scherpe represailles en in de voormiddag van 8 maart werden bij de “Woeste Hoeve”, 117 willekeurige Nederlandse politieke gevangenen doodgeschoten, maar ook elders vonden fusillades plaats.
Mijn vader Gerard Bloem, bosbaas op het landgoed “Deelerwoud”, was die morgen voor zijn werk onderweg via “De Hoef” naar Groenendaal, een ander deel van het landgoed.
Nabij de “Woeste Hoeve” hoorde hij schoten vallen en bij de herberg aangekomen, werd hij door de toenmalige beheerder Kees Aartsen, naar binnen geroepen met de mededeling dat verderop iedereen doodgeschoten werd die in de buurt kwam.
Nu was mijn vader (en iedereen die hem gekend heeft zal dat kunnen beamen), niet erg bang van aard en hij wilde er tóch langs.
Misschien ook wel uit nieuwsgierigheid èn om te zien wat er nu eigenlijk precies aan de hand was. Alhoewel Aartsen en zijn vrouw hem bezwoeren om het niet te doen, stapte hij toch op z’n fiets en reed richting Groenendaal. De familie Aartsen dacht hem nooit meer te zullen terugzien.
Doodgeschoten mensen
Op de plek des onheils aangekomen, zag hij aan de overkant van de weg, over een afstand van zo’n kleine twintig meter de zojuist doodgeschoten mensen liggen, steeds met kleine aantallen vijf of zes bij elkaar.
De soldaten liepen tussen de gefusilleerden door en gaven hier en daar aan enkelen die niet geheel dood bleken te zijn, het genadeschot. Eén van de gefusilleerden hing over de lage afrastering van het daarachter gelegen bouwland heen, in een laatste poging om nog te vluchten….
Mede luisteraarster
Mijn vader fietste door naar Groenendaal, waar hij bij de bevriende familie Methorst vertelde wat er op de “Hoef” gebeurd was. Wat hij op dat moment niet kon weten, was… dat er in de aangrenzende kamer een mede luisteraarster zat. Plotseling werd de tussendeur opengegooid en in de deuropening verscheen een vrouw met een groot mes in haar hand, die uitriep dat ze alle Duitsers wel kapot zou maken. In één oogopslag overzag mijn vader de situatie, hij greep de vrouw bij haar arm en haar hand en bonkte met haar pols op zijn opgeheven knie. De vrouw liet direct het mes vallen en viel zelf in onmacht. Het bleek een Joodse vrouw te zijn, die bij de familie Methorst ondergedoken was.
Weer langs de “Woeste Hoeve”
Na dit incident was er voor mijn vader best een andere weg geweest om weer thuis te komen, maar nee… toen hij op zijn fiets stapte, reed hij weer richting “Woeste Hoeve”. Niet ver voor hem uit reed ook een man op een fiets, mijn vader kende hem wel, maar ik ben de naam vergeten (kan het Beekman zijn?). In elk geval moest deze man, aangekomen bij de gefusilleerden, van een SS-er afstappen en eerste een bord lezen waarop stond waarom deze “terroristen” waren doodgeschoten. Mijn vader kwam er achteraan en stapte ook af. “Doorrijden” gevolgd door een vloek, beet de SS-er hem toe, waarschijnlijk omdat m’n vader uit zichzelf afgestapt was! Mijn vader stapte weer op z’n fiets, ondertussen tellend hoeveel lijken er lagen. Ergens tussen de gefusilleerden hadden de soldaten, uit tijdverdrijf, een aantal conservenblikken op elkaar gezet, waarop ze van een afstand stonden te schieten. Toen mijn vader passeerde, schoten ze voor- en achter hem langs. Bij Aartsen op de “Woeste Hoeve”, waar ze door een kier lagen te kijken wat er verderop gebeurde, hadden ze tegen elkaar gezegd; “Daar schieten ze baas Bloem ook dood!”
Witte bonen
Ondanks al deze bizarre omstandigheden, had mijn vader het aantal gefusilleerden toch geteld en wist hij thuisgekomen te vertellen, dat het er 117 of 118 waren. Met ontzetting luisterden we naar zijn verhaal, van de wiite bonen werd weinig meer gegeten…..
Later vertelde hij nog wel eens, dat het middelpunt van de plaats waar dit drama zich afspeelde, niet direct de plaats was waar nu het monument staat, maar dat die plaats iets meer naar het zuiden in de richting van de Groenendaalseweg was. Dat de soldaat in zijn snauw naar mijn vader Nederlands sprak, liet zich later ook verklaren, toen wij vernamen dat de executie had plaatsgevonden door Vlaamse SS-ers.
Tekst: ©Cornelis Gerard (Kees) Bloem/JGS, Apeldoorn 1995
Eerder gepubliceerd in De Veluwenaar 3e jrg. no. 2 april 1995
***
Bekijk ook het filmpje van de herdenking op 8 maart 2010:
.