In navolging van het artikel: De Wolventoets van Jan Hilco Frijlink, vonden wij in ons archief van de Veluwenaar, nog een interessant artikel over wolven. Het betreffende artikel werd gepubliceerd in “De Veluwenaar” 3e jaargang – No. 2 – april 1995 en is geschreven door Prof. Dr. Jan Leendert van Haaften(†), Op 10 juli 2012 is hij, tijdens zijn vakantie in Fiesa (Slovenië) plotseling overleden, hij werd 84 jaar. Een bijzonder mens en een bioloog met zeer veel kennis inzake het beheer van grofwild in al haar facetten!
“Honderden wolven op de Veluwe in de 16e eeuw”
Er was eens….. zo kunnen wij dit artikel wel beginnen, want u weet net als iedereen, dat er vandaag de dag geen kans meer is een wolf op de Veluwe tegen te komen. Nee, wanneer wij het in 1995 over wolven hebben, denken wij aan wolven in de dierentuin of aan de wolf in “Roodkapje”, die haar grootmoeder als maaltijd koos. Zó ver lijkt het al in het verleden dat wij nauwelijks nog kúnnen geloven dat de wolf hier werkelijk voorkwam. Toch is het zo geweest.
In de 16e eeuw waren er nog honderden wolven op de Veluwe en in het Sticht(provincie Utrecht)! Vanwege de schade aan de schaapskudden en aan de wildstand, moesten de wolven binnen de perken worden gehouden. In 1932 had men in Rozendaal(Gelderland) alleen zogenaamde Wolfvenger!
Klopjacht op wolven
In 1595 werden er wolvenjachten georganiseerd op de Veluwezoom en in 1596 en ’97 spreekt men van verdelgingscommando’s die er op uit trokken om de wolven uit te roeien. In 1599 keerde men weer tot het premiestelsel terug, hetgeen dus inhoudt dat er eerder ook al premies voor het doden van wolven werden uitbetaald. De premies, die men voor het doden van wolven ontving waren toen:
Een moerwolf 30 gulden = 13,62 euro
Een reeckel 25 gulden = 11,34 euro
Een jonge wolf 7 tot 10 gulden = 4,54 euro
In Rozendaal werden per 1 juli 1714 de premies gehalveerd, maar in 1721 bracht men het weer terug tot het oude bedrag om de wolvenjagers te activeren.
Op 25 mei 1745 liet de Landdrost van de Veluwe nog een algemene klopjacht houden, “daar zich verscheidene wolven vertoonden aan welk stuk vee ten offer viel”. Dit is voor zover bekend, de laalste klopjacht op de Veluwe geweest.
Nog steeds wolven
In het laatst van de 18e eeuw hielden zich in de schaars bewoonde, bosrijke streken van Noord_Brabant, Utrecht en de Veluwe nog steeds wolven op en verdwaalde – vooral ’s winters – nog menig exemplaar uit het naburige Duitsland en uit de Ardennen naar onze oostelijke en zuidelijke gewesten. Maar ook nog in de 19e eeuw zijn er meldingen van gesignaleerde wolven en ook van wolven die werden gedood. Zo staat er in de statistiek van Gelderland(1826) dat “de wolf, voorheen hier niet zeldzaam, geen vast verblijf meer op Gelderschen grond kan houden”.
Wolven vervolgd
Van tijd tot tijd gebeurde het wel, dat er in strenge winters een wolf uit “naburige zuidelijke gewesten” in Gelderland verscheen. De wolven werden direkt vervolgd en konden meestal de jagers niet meer ontkomen. Zo werd in december 1820 en in februari 1822 nog een wolf in Groesbeek gedood.
Al met al is de wolf dus ruim een eeuw geleden van onze Veluwe verdwenen en kort daarna ook uit de zuidelijker gelegen provincies. De laatste twee wolven werden in 1897 in de omgeving van Heeze in Noord Brabant door meerdere mensen gezien!
Niet alleen in ons land werd de wolf totaal uitgeroeid, dat gebeurde ook in onze buurlanden België en Duitsland, gevolgd door Denemarken, Zwitserland en Oostenrijk. Ook in Frankrijk kwam de wolf al geruime tijd niet meer voor, maar dankzij de – weliswaar langzame – uitbreiding van de wolf in Italië is daar sinds kort weer een wolf gesignaleerd.
Wolf weer terug op de Veluwe?
Dat kunnen wij helaas wel vergeten!
In de eerste plaats is de oppervlakte van een werkelijk wolven-leefgebied op de Veluwe zó versnipperd, dat er te weinig echte leefruimte voor een pack (groep) wolven aanwezig is. Door alle wegen, rasters en bebouwingen hebben wij al problemen genoeg met het handhaven van de diverse wildsoorten, die gelukkig de Veluwe nú nog bewonen.
In de tweede plaats zal de wolf op de Veluwe ook die prooidieren pakken die voor hem het gemakkelijkst te grijpen zijn, zoals verschillende soorten huisdieren, en niet dát doen, wat wij van hem verwachten; namelijk het teveel aan reewild, edelherten en wilde zwijnen opruimen. Dat er grote problemen zullen komen met de bevolking en de recreanten in de Veluwse bossen is een ding dat zeker is. Ook al vertel je hen dat de wolf over het algemeen geen mensen zal aanvallen.
In de derde plaats, en voor de wolf zelf de belangrijkste, moeten we bij herintroductie van iedere diersoort rekening houden met het feit, dat een populatie groot genoeg is om zich zonder problemen van inteelt te kunnen handhaven. Wanneer wij op de Veluwe één pack wolven zouden introduceren, betekent dat wel, dat zij een zéér geïsoleerd bestaan zullen moeten leiden, daar er in de directe omgeving, ook in onze buurlanden, geen soortgenoten zijn die voor de nodige uitwisseling kunnen zorg dragen. Dit zou voor de wolf zelf het grootste en niet op te lossen probleem zijn, wanneer wij het hem aan zouden doen, onze Veluwe te komen bewonen. Nee, het zou een ondoordachte daad zijn, die voor de wolven in kwestie een zeer nadelig gevolg zou hebben.
Tenslotte…
Laten wij daarom trachten de wolf in zijn bestaan in andere gebieden, waar hij nog wèl voorkomt, te helpen door het steunen van het “European Wolf Network”! Of door het mogelijk maken van of deelnemen aan onderzoek dat kan leiden tot het behoud van de wolf in die gebieden waar de mogelijkheden voor deze diersoort nog aanwezig zijn.
Op de Veluwe kunnen wij tóch nog zo nu en dan wolven horen huilen, al is het vanuit Burgers’ Zoo in Arnhem. Een welkom surrogaat waarmee wij het zullen moeten blijven doen!
Doorwerth 1995 – Tekst: Prof. Dr. Jan L. van Haaften(†)
Eerder gepubliceerd in De Veluwenaar 3e jrg. No.2. april 1995
*********************************************************************************************************************
1927 – Prof. Dr. Jan Leendert van Haaften – 2012
Prof. Dr. Jan Leendert van Haaften (1927-2012) was hoogleraar aan verschillende buitenlandse universiteiten en docent wildbiologie en natuurbeheer aan Wageningen Universiteit. Hij promoveerde in 1965 op ‘Das Rehwild in verschiedenen Standorten der Niederlande und Slowenien’. Van Haaften schreef talloze artikelen over reeën, waaronder het veel gehanteerde ‘Reewild en reewildbeheer in Nederland’, en publiceerde onder meer over wolven, zeehonden, vossen, herten, en wildschade.
Zijn werk ontbreekt vrijwel nimmer in de bronverwijzingen van hedendaagse studies op het gebied van de rol van predatoren in ecologische systemen en reewildbeheer. Nationaal en internationaal hebben zijn visie en publicaties grote waardering afgedwongen en hebben ze geleid tot een fundamenteel andere benadering van het begrip beheerjacht en wordt hij erkend als expert bij uitstek. Hij is met zijn methodiek om de draagkracht van reewildbiotopen vast te stellen, de grondlegger voor het reewildbeheer zoals we dat nu kennen.
Grote kennis
Jan van Haaften was tot kort voor zijn overlijden op 10 juli 2012 zeer actief, onder andere als contactpersoon in Nederland van de IUGB, de internationale organisatie van wildbiologen. Ook was hij adviseur van het CIC, een wereldwijd opererende organisatie waarin overheden, natuurbeheerders en jagers samen werken.
Daarnaast publiceerde hij nog steeds artikelen, over reewild en over de mogelijke komst van de wolf naar Nederland en de eventuele gevolgen daarvan. Dat deed hij o.m. in Capreolus het vakblad voor reeënnbeheer in Nederland, een belangrijke bron voor het Keniscentrum reeën.
Voor de beheerders van populaties wilde grote hoefdieren was Jan van Haaften een steun en toeverlaat op wie zelden tevergeefs een beroep kon worden gedaan. Zijn grote kennis van het wild en de natuurlijke processen zijn nog steeds een belangrijke bron.
Geheel eigen wijze
Met zijn kennis is een belangrijke periode begonnen. Het beheer van grote wilde hoefdieren is op basis van zijn inbreng sterk veranderd. Daar waar zijn kennis en inzichten worden toegepast leven gezonde grote wilde hoefdieren die beïnvloed worden door al dan niet natuurlijke predatie in die populaties. Professor Van Haaften heeft daar een belangrijke bijdrage voor geleverd. Dat deed hij op zijn geheel eigen wijze en wie hem meemaakte kon niet anders dan onder de indruk zijn van zijn enthousiasme en inzet. Het is mede aan hem te danken dat de mens, de Nederlandse jagers, een rol hebben in het populatiebeheer van grote hoefdieren.
Bron: Vereniging Het Reewild