Verhalen en anekdotes
In een aantal delen wil ik de bezoekers van ons weblog iets vertellen over mijn kindertijd op de Veluwe. Verhalen en anekdotes uit een tijd, toen alles nog kleinschalig was en die grote onbekende wereld nog ver weg.
Dan grijpt de storm je vast
“Na regen komt zonneschijn”, is een bekend gezegde. Na de winter met z’n buien, klimt het zonnetje steeds hoger en de warme voorjaarszon bruint ons gezicht al een beetje en vertelt ons dat de zomer aan komt kruien. Alles krijgt dan weer een nieuwe glans.
Toch kunnen die zware buien ook zo z’n bekoring hebben als je echt van ‘buiten’ houdt. Dan grijpt de storm je vast en weerklinkt het fluiten van de wind als een “Melodie der elementen” in je oren, dat is puur genieten! De ene mens vindt een korte wandeling door bos, park of zomaar een weggetje achteraf voldoende, terwijl de ander zoveel hij kan in weer en wind buiten te vinden is. Daarnaast zijn er ook velen die helemaal niets om de natuur geven, dat is gewoon iets heel persoonlijks.
Begrijpt u dat nou?
Zo werd ik een keer tijdens een boswandeling in het weekend aangesproken door een mevrouw. “Meneer Fraanje”, zei ze, “begrijpt u nou dat er op dit moment en met zulk mooi weer, duizenden mensen in een voetbalstadion naar het voetballen gaan zitten kijken?”
Waarop ik haar antwoordde: “Mevrouw, we leven momenteel in Nederland met ruim 16 miljoen mensen, weest u toch alstublieft blij dat die mensen dáár zitten en niet hier. Wat moeten we met al deze mensen in het bos, als ze toch liever naar het voetballen gaan?”
Ze keek mij in eerste instantie verbaasd aan, maar toen begon ze onbedaarlijk te lachen en zei: “Natuurlijk, daar heb ik nooit over nagedacht, maar u heeft volkomen gelijk!”
Waar ik nog aan toevoegde, dat het vroeger vaak een bijzonderheid was als je iemand tegenkwam in het bos, en het nu bijzonder is als je niemand tegenkomt! Afgezien van de boswachter of jachtopzichter, zag je vroeger relatief weinig mensen in het bos. Dat is tegenwoordig wel even anders, vooral in het weekeinde wordt het bos vaak overspoelt door mensen.
Inspiratie
Van jongs af aan zwerf ik door het bos en over de heide, bouwde hutten met m’n vriendjes en… maakte kennis met de boswachter. Zo’n echte ouderwetse ‘schut’ in een manchester pak, bij wie je de passie voelde en het veld kon ruiken. Een boswachter die je eerder een schop onder je kont gaf, dan een bekeuring. Maar… ook iemand die ons wegwijs maakte in de natuur. Als hij je bij je arm pakte om je iets aan te wijzen, voelde je de natuur zo naar binnen stromen.
Hij zei eens tegen mij: “Kijken, luisteren en lezen jongen, daar wordt je nooit dommer van!” Wat heb ik veel rondgekeken en geluisterd en wat heb ik een boeken verslonden, en nog. Zo zag ik onlangs, al lezend in een oud boek, mijzelf weer terug als kleine jongen.
“De wereld staat in bloei”
“Toen ik een jongen was met een ruige vlaskop en armen en benen, die uit de steeds te korte kiel en de altijd gescheurde broek groeiden, toen kende ik het mooie lied niet, en toch zong het in mij.
Als bij de bosbeek de vogelkers zijn groene kleed aantrok, als alle vogels zongen en de gele vlinders vlogen en uit het bruine gevallen blad de voorjaarsbloemen tevoorschijn kwamen wit, geel, rood en blauw als vandaag:
De wereld staat in bloei. Dan moest ik naar buiten, alleen, naar het hakhout bij het meertje, waar de lente haar intocht hield met wapperende vanen en klinkende muziek. En als dan de zon de kille beukenstammen warm tintte en alles in mijn bos liet schitteren en blinken, het oude en het nieuwe, het levende en het dode, het jonge groen en het oude blad, het dorre gras en het frisse mos, de dorre takjes en de sappige bladeren, dan werd mijn jongenshart lentedronken, en met lachende ogen keek ik in de lachende dag! De wereld staat in bloei.”
Bij bovenstaande regels, geschreven door de Duitse heidedichter Hermann Löns, komen jeugdherinneringen naar boven. Kindertijd, waar ben je gebleven? Het lezen van deze oude verhalen maakt mij aan de ene kant soms wat weemoedig, maar aan de andere geeft het een enorm dankbaar gevoel dat ik het allemaal mocht beleven.
Tenslotte…
We leven nu in een geheel ander tijdperk dan toen ik een kleine jongen was. Zo af en toe denk ik dat de wereld echt krankzinnig is geworden. We praten over vrijheid van meningsuiting, over normen en waarden, maar hoe vrij en hoe ver zijn we? Hebben we nog wel echt respect voor elkaar en elkaars mening? Wat mij vooral erg hoog zit is, dat diezelfde hoogzit waar ik vele genoeglijke uren heb doorgebracht, door onverlaten wordt omgezaagd of in de brand gestoken. Is het niet vreselijk minderwaardig en laf, de eigendommen van een ander te vernielen omdat je het niet met hem of haar eens bent?
Lees ook: Mijn kindertijd op de Veluwe – Deel 2