Talloze foto’s
Veertien jaar geleden hoorde ik van een inmiddels ex-collega, wier man hartstikke gek is op edelherten, dat het tijdens de bronst filerijden is in het Nationaal Park de Hoge Veluwe. Op het internet zijn talloze foto’s van het bronstgebeuren langs de Wildbaanweg te vinden met daarop allerhande groepjes mensen die – ook nog eens in het gezelschap van een statief met een daarop een teleobjectief nog net niet ter grootte van een kanon – achter hun in de berm geparkeerde welvaartsblik staan of er zelfs de hele dag op een tuinstoeltje zitten.
Veel van hetzelfde
Veel van die “natuur”fotografen hebben hun bronstfoto’s op het web wereldkundig gemaakt. Daarbij valt dan steevast op, dat er verschrikkelijk veel van hetzelfde bij zit, maar dan uit net een piepklein ander beeldhoekje. Als mensen daar gelukkig van worden, is dat natuurlijk prima, maar een echte bronstbeleving, wanneer links en rechts van je mensen over ditjes en datjes staan te keuvelen en ineens als door een wesp gestoken naar hun statief springen, zodra er een stuk roodwild ten tonele verschijnt en dan waarschijnlijk ook nog eens als klap op de vuurpijl doordringend sssssttt sissen… Zoiets is populair gezegd absoluut niet mijn ding.
Wildbaan gesloten
Jaren geleden, toen ik nog dichtbij De Hoge Veluwe woonde en er heel vaak kwam, zat ik liever verscholen onder een simpel camouflagenetje ergens aan een bosrand te wachten op de dingen die komen gingen. Ook al verscheen er geen enkel hert, er viel altijd meer dan genoeg te beleven en te zien. Alleen jammer dat de Wildbaan tijdens de bronst voor het publiek gesloten was. Daardoor moest je je “behelpen” met een beperkt aantal plaatsen, waar roodwild met bijvoer naar toe werd gelokt, zodat Jan en alleman iets van het spektakel mee konden krijgen.
Bij de entree van de Wildbaan stond een groot bord, met daarop de volgende mededeling: “Bronsttijd/Paartijd – Edelherten, Het is thans voor een ieder verboden de autowegen in de wildbaan te verlaten.”
Filmrolletje
Vroeger – in de jaren ’70 en ’80 – was de publieke belangstelling voor de bronst trouwens heel wat minder massaal. Fotograferen was destijds behoorlijk kostbaar, niet alleen qua uitrusting, maar ook qua film. Een filmrolletje had een beperkte omvang (24 of 36 opnames) en dan knipte je niet in het wilde weg een heel salvo foto’s bij elkaar onder het motto “dan zit er altijd wel een goeie tussen”. Je wist trouwens nooit, of er herten zouden gaan vechten om het bezit van het kaalwild; wanneer je daarvoor reeds al je kruit verschoten had (filmrolletje vol en geen reserve meer in je tas), was het flink balen.
Aanzitten
Bij de Gymvallei, vroeger een bekende bronstplaats, stonden dan ook meer gewone toeschouwers dan fotografen. Ook was het er niet zo massaal druk als tegenwoordig langs de Wildbaanweg. Andere bronstplaatsen waren te vinden bij het Koeverbos en bij De Nieuwe Plijmen. Verscholen achter rietschermen zochten de fotografen onder de toeschouwers daar bijtijds een plekje uit, in de hoop één of een paar mooie platen te kunnen schieten.
Indrukwekkend
Echt bijzonder was het, wanneer je van een bevriende jachtopzichter de kans kreeg op een zondagmiddag ergens in de Wildbaan aan te zitten op een plaats, waar dan verder geen mens mocht komen. Succes was desondanks niet altijd verzekerd, maar de gelegenheid midden tussen burlende herten te zitten – ook al stonden die op afstand van de aanzitplek en waren voor jou onzichtbaar – maakte de bronstbeleving zonder meer indrukwekkend. Je voelde je dan een bevoorrecht mens en was reuze dankbaar voor de geboden kans.
Balenhut
Ergens in de jaren ’80 hadden mijn zus en ik min of meer bij toeval midden op de Wildbaan een aanzitplaats gevonden, die klaarblijkelijk voor de jacht gebruikt werd. In de directe omgeving ervan wemelde het altijd van de moeflonsporen en die hadden we eens aan een nader onderzoek onderworpen. Ze leidden ons naar een vergrast heideterreintje middenin bos, dat uit zo’n vier meter hoge vliegdennen bestond. Rondkijkend vanaf de bosrand ontdekten we aan de overkant van het veldje iets merkwaardigs: een groepje balen van heideplaggen. Omzichtig volgden we de bosrand om de balen eens van nabij te bekijken; die dingen lagen er per slot van rekening niet voor de sier. Ze bleken keurig gerangschikt te zijn in de vorm van een half vierkant. Vanaf die plaats vormde het open veldje een mooie entourage voor foto’s.
Onopvallende aanlooproute
Een goede schuilplaats vormden de balen zonder meer; erachter stond een dikke boom en vanaf de stam groeide een aantal takken als een soort afdak tot boven de heidebalen. Zonder meer een plek die de moeite van het aanzitten waard was. Daarom gingen we ijlings op zoek naar een snelle en vooral onopvallende aanlooproute, want bij ons eerstvolgende bezoek aan De Hoge Veluwe wilden we daar wel eens ons geluk beproeven. We hebben er heel wat uren en dagen doorgebracht met wisselend succes; de ene keer zagen we geen grofwild, de andere keer verschenen er moeflons voor de lens of stak kaalwild het veldje over.
Jachtopzichter Eb Curré (†) was ervan op de hoogte, dat we de plek kenden en er graag zaten. De afspraak was op te stappen, wanneer er op die plaats gejaagd zou worden – iets wat we daar nooit hebben meegemaakt.