Besluit…
Het wordt tijd om de pen neer te leggen. Ik had u graag nog wat meer verteld over alles wat men zo in het dagelijks leven kan meemaken, maar de explicatie waarom dat hier niet gebeurd is kan ik overlaten aan Martinus Nijhoff:
“Op deze plek heeft een gedicht gestaan.
‘t Beviel me niet. Toen ik het op wou knappen,
toen bleef er, toen mijn pen begon te schrappen,
per slot van rekening geen woord van staan”.
Het gaat daarbij een beetje zoals met een chirurg, die per definitie iets opensnijdt, maar een veelvoud van tijd en moeite moet besteden om het besnedene weer dicht te knopen.
Behaaglijk
De vorst heeft weer plaats gemaakt voor warme westenwinden en de regen klettert in het duister op de glazen koepel boven mijn hoofd in het dak van de spreekkamer. Een grote boom strekt er zijn takken over uit. Zwiepend trekt de wind door de twijgen en als ik naar boven kijk, zie ik hoge wolken-stoeten langsgaan voor hun reis door tijd en ruimte. Hier beneden is het behaaglijk onder de lichtkring van de bureaulamp. Aan de voorwaarden van Pick-Wickiaanse tegenstelling tussen binnen en buiten is voldaan. De fazantenhaan op de stok tegen de boekenkast en de vossenkop aan de muur kijken mij zwijgend en afwachtend aan. De jachtschilderijen, de aquarellen, de reebok-geweien langs de wanden vertellen van zomerochtenden op de kansel en lange zonsondergangen, wanneer de sparrentoppen vlammend zwart tegen de gele lucht stonden afgetekend en het bos geurde naar vroeger.
Opgejaagde tred
Spreekuren, visites en bevallingen vullen de dag van de huisarts. Curatief naast in toenemende mate preventief en administratief werk. Gelukkig is er nog steeds tijd om eruit te breken, al moet men die bijna altijd máken: met vernuftig uitgeruilde snipperdagen, vrije weekenden en voortijdig opgenomen vakanties. Anders zou deze bundel halvelings niet geschreven zijn. Vroeger ongeneeslijke ziekten zijn eenvoudig te verhelpen of te voorkomen afwijkingen geworden, andere zijn ervoor teruggekomen.
De rust van het sterven is verdwenen, er mag geen pijn meer geleden worden, de dood is tot voorbij de achtergrond van het bewustzijn verbannen. Voor de deur van de medicus dringt een grote schare rustelozen, overwerkten, depressieven, die de opgejaagde tred van het dagelijks leven niet meer kunnen bijhouden en van hoog tot laag verlichting, raad, medeleven en tranquillizers aan hun dokter komen vragen.
Scharnier
De decisies van een arts van vijftig of honderd jaren terug waren grootser, ruwer, misschien liefdevoller; zijn middelen waren een fractie van de onze. En toch scharrelen wij, met ons machtig arsenaal van de voortreffelijkste geneesmiddelen, die de industrie dagelijks in groter en verwarrender aantal op onze bureaus werpt, tastend voort in een reeks psychosomatische aandoeningen, waarvoor een recept alleen allang niet meer helpt, niet meer ongenaakbaar boven, maar vallend en opstaand temidden van onze patiënten; nauwer dan voorheen is de huisarts betrokken in controlerend, keurend, sociaal en gezinszorgwerk, en sterker dan ooit in deze tijden van existentiële onzekerheid lijkt hij de scharnier waarom de volksgezondheid draait.
Schimmen
Het is diep in de nacht, de grenzen tussen droom en werkelijkheid beginnen te vervagen – er is niets heerlijkers dan dat – en er komen steeds meer schimmen in de kamer om mij heen. De lange reeks mensen waarvan ik de laatste harteklop registreerde. Norbertje, Gijs, alle honden die ik heb gehad. Ook de levenden mengen zich erin, de goede vrienden, de gastheren op jacht, mijn gezin. En tussen hen allen door lichten de verre einders op van dit land en van het oude Europa, waar ik geboren ben, dat mij heeft grootgebracht en dat ons ongetelde eeuwen zal overleven.
Tekst: ©JGS/Wil Huygen(1922-2009)
Met toestemming overgenomen uit: “De dokter en Diana” (1966)
Eerder gepubliceerd in: De Veluwenaar 17e jrg. No.2 – 2009