Aansprekend
Natuurschrijvers van het eerste uur, zoals Jac. Gazenbeek en A.B. Wigman werden geïnspireerd door de Duitse Heidedichter- en natuurschrijver Hermann Moritz Friedrich Löns(1866-1914). Ook heeft Löns zelf de ogen van veel mensen geopend en ze leren zien en horen in de natuur. Ook vandaag de dag blijken de boeken van Löns nog veel mensen aan te spreken. Mede omdat een gebied als de Lüneburger Heide, waarover hij vaak schreef, veel overeenkomsten heeft met onze Veluwe, willen we graag eens wat extra aandacht aan deze schrijver besteden.
Onverdeelde sympathie
Hermann Löns werd geboren op 29 augustus 1866 in Kulm aan de Weichsel, een stadje in West Pruisen Duitsland. Hermann werd als eerste kind geboren, na hem kwamen nog veertien zusters. In Kulm is ook een straat naar hem vernoemd. Zijn overgrootvader, de Geheime Justitie en Appellationsrat Moritz Bachmann gaf een literair Jaarboek uit en was goed bevriend met de dichter Freiligrath. In de Kramerschen Hofapotheek, die later zijn grootvader toebehoorde, had de 21 jarige apothekershulp Friedrich Sertürner in 1804 het Morphium ontdekt. Vader Löns was leraar en jager; onder zijn begeleiding schoot Hermann als 14 jarige zijn eerste reebok.
Eerste pestvogel
Door het leven op grote boswachterijen en landgoederen, waar hij zijn vakantieweken van zijn jongenstijd placht door te brengen, werd Löns al vroeg visser en jager. Toch bleef hem de omgang met de natuur bij deze liefhebberijen steeds de hoofdzaak; haar gold zijn ganse liefde, haar waren ook zijn dagenlange tochten door weer en wind, over heidevelden en door de bossen gewijd. Hij vertelt in een autobiografie dat zijn eerste reebok hem lang niet zo opwond als de eerste pestvogel die hij in een strik ving, en dat hij niet half zo trots was op het buitmaken van een 18 ponds snoek als het vangen van ‘t eerste exemplaar van een klein visje in de Küddow.
Buitenvolk
Zo leerde hij de natuur, elke viervoeter, vogel, plant en insect kennen. Ook de bewoners van dit gebied van bossen, heide en moerassen had zijn onverdeelde sympathie. “Ik was bevriend met koejongens, vissersknechts en bosarbeiders”, zei hijzelf en uit al zijn boeken proef je telkens weer dat zijn hart steeds bij de boeren en handwerkers, het brede fundament van ‘t volk bleef. Hij voelde het onbewust dat daar de wortels te vinden waren waaruit het nieuwe leven moest opstijgen.
Hij leerde het buitenvolk werkelijk kennen en liefhebben, niet langs de wegen van studie en onderzoek, die Zola bewandelde, nee “Leven moet men erin, geheel opgaan, zich één met het volk voelen, om iets groots te maken als aan Jeremias Gotthelf gelukte,” sprak hij eens. Gezonde kracht boeide hem, van ziekelijke moderne opvattingen had hij een afkeer.
Hij ging naar het gymnasium en de universiteit in Münster haalde zijn eindexamen in 1886. Speciaal op zoölogie legde hij zich toe en reeds in zijn gymnasiumjaren, maar meer nog in zijn studententijd o.a. in Greifswald, Göttingen en weer naar Münster, heeft hij waardevolle wetenschappelijke arbeid geleverd. De dorre studeerkamerarbeid en droge systematiek beviel hem op den duur toch niet. Uit stof en engheid van de studiecel en collegebanken riep de lokkende stem van de vrije natuur hem weg, om vanuit eigen aanschouwing en beleving iets van haar grote geheimen te leren verstaan. Zijn studie maakte hij niet af. Zijn sterke vrijheidsgevoel, zijn ongeconsentreertheid en zijn grote hang naar gemakzucht verhinderden de verwezenlijking van zijn oorspronkelijke beroepsplannen.
Journalist
Doordat hem de middelen ontbraken om al zijn tijd te kunnen wijden aan jagen en zwerven in de verre velden, nam hij graag de hem aangeboden gelegenheid aan om als medewerker aan het Hannoversch Dagblad zich een positie te verschaffen, die hem financieel een onbezorgd bestaan bood en hem tevens genoeg vrije tijd liet voor zijn zwerftochten. In plaats van natuurwetenschapper werd Löns dus journalist.
Zijn weg voerde via Kaiserslautern hier wordt hij in 1891 hulpredacteur en verdiend 60 mark in de maand. Dan volgen de plaatsen Gera, Hamburg en Hannover. Van 1893 tot 1902 was hij redacteur van de Hannoverschen Anzeigers. In deze periode stapt men over van de Katholieke naar de Protestanten kerk en wordt de redactie gewijzigd. Tot 1904 werkt hij bij de Hannoverschen Allgemeinen Zeitung, tot 1907 bij het Hannoverschen Tageblatt, tot 1909 is hij Chefredakteur bij de Schaumburg-Lippischen Landeszeitung in Bückeburg. “Het is met de journalistiek net als met de lucht” schrijft hij in 1906. “Zonder deze kan ik niet leven, alleen daarvan mag ik niet”.
Lüneburger Heide
Hannoversche jagers maken hem bekend met de Lüneburger Heide, in 1893 komt hij hier voor het eerst op de fiets naartoe. In deze periode verschijnen dan ook regelmatig in grote getale artikelen, natuurschetsen, novellen en gedichten, die weldra gebundeld, al heel snel geestdriftige lezers vonden, zodat herdruk na herdruk verscheen.
Eerste boek
In 1901 verschijnt zijn eerste boek getiteld: “Mein Grünes Buch”. In november 1909 schrijft hij in 15 dagen tijd zijn meesterwerk “Wehrwolf”, wat later ook in het Nederlands wordt vertaald. Deze boerenroman is zijn bekendste boek en bereikt een oplage van 1 miljoen.
Zijn allergrootste succes – gezamenlijke oplage van 7,5 miljoen boeken – heeft hij niet meer mogen beleven. In totaal zijn er zo’n 40 Löns-boeken verschenen, waarvan er 11 in het Nederlands werden vertaald.
Natuurbeschermer
Voor wetenschappelijke arbeid bleef intussen nog genoeg tijd en lust over; zo verscheen een werveldier-fauna van de Lüneburger Heide van zijn hand.
Tevens stond hij vooraan in de rijen van hen, die tegen de voortdurende en veelal roekeloze ontginning in, beschermend optraden om te redden wat er te redden viel van de wilde schoonheid van heide en moerasland.
Aantrekkingskracht
Dat Hermann Löns leefde en werkte in het oude land van Hannover en bovenal de enthousiaste beschrijver en zanger van de Lüneburger Heide werd, is van grote betekenis geweest voor heel Duitsland.De woeste en soms sombere schoonheid van wijde heidevelden, uitgestrekte veenlanden en moerassen van dit gebied hadden een enorme aantrekkingskracht op de schrijver.
Heine kon nog minachtend spreken over de dorre heidevlakten, en het tragische is, dat naarmate onze ogen meer opengaan voor deze treffende schoonheid van ons eigen Veluwse landschap, naar die mate de uitgestrektheid ervan steeds meer wordt ingeperkt door de verstedelijking.
Suggestief en meeslepend
Hermann Löns, die bij uitstek de dichter is van heide en moerasland kan daarbij een uitstekende gids zijn en velen, die er tot dusver onverschillig tegenover stonden, de ogen openen voor deze schat aan schoonheid! Niemand heeft zo de intense pracht van het bloeiende leven van het heideland, en van alles wat daar leeft, mensen, zoogdieren, vogels en vlinders gevoeld. Niemand weet er zo suggestief, zo meeslepend over te schrijven als hij in zijn “Haidbilder”, zijn “Braunes Buch” en “Mümmelmann”(ook vertaald in het Nederlands) en vele andere werken.
Kennis en fijngevoeligheid
Door de bijzondere kennis der natuur was het hem mogelijk de dingen duidelijker en sfeervoller te verklaren dan andere buitenlandse schrijvers, zoals bijvoorbeeld Wiliam Long en Ernst Seton Thompson.
Heel fijngevoelig zijn de sprookjes die Löns schreef in de twee boekjes “Brummelchen” en “Lüttjemann und Püttjerinchen”.
Eerder gepubliceerd in: De Veluwenaar – 8e jrg. – Nr. 3 – juli 2000
Lees ook: Hermann Löns (1866-1914) Heidedichter- en schrijver – Deel 2
____________________________________________________________________________________________________
Bekijk en luister ook: