Doorgewinterde hobbyisten…
Hoewel het al lang en breed avond was, wist de zon nog aardig wat warmte door de sluierbewolking heen te branden. Doordat de wind goeddeels verstek liet gaan – af en toe een zuchtje, meer niet – heerste er een temperatuurtje om te zoenen: ruim boven de 25 graden. Niet dat de drie dames in het groen die in de greppel lagen daar nou zo blij mee waren. Ondanks de bak- en braadtemperatuur hadden ze een jas aan – want in de greppel liepen ook mieren – en een hoedje op. Om het geheel aan camouflage echt af te maken hadden ze zelfs handschoenen aan. Over doorgewinterde hobbyisten gesproken. Ze hadden heel wat voor het observeren en/of het fotograferen van dieren in het wild over, ook als daar ‘smoren’ in voor dat moment te warme kleding bij hoorde.
Zo de wind waait…
De drie vrouwen – moeder, zus Anja en ondergetekende – hadden al heel wat avonden daarvoor uren doorgebracht in de greppel, die de grens vormde tussen het bos van rustgebied Reemsterdennen in het Nationale Park De Hoge Veluwe en het pad aan de noordkant ervan. Achter hen strekte zich de heide van het Oud-Reemster Veld uit. En juist daarheen trokken de edelherten tegen de tijd dat het begon te schemeren. De herten hadden twee trekroutes naar het heideveld. Woei de wind uit een oostelijke richting, kwam het roodwild tevoorschijn aan de noordoostzijde van het bos; daar was de greppel weinig steil, maar wel diep, zodat je er als toeschouwer aardig riant kon liggen. Was de wind westelijk, verschenen de geweidragers meer naar het noordwesten in het rustgebied.
Juist die avond lagen we daar. De rand van de greppel was er wat steiler, zodat je al liggend toch min of meer stond. Weliswaar was dat wat vermoeiender dan op eerstgenoemde aanligplaats, maar het kende een voordeel: af en toe kon je je omdraaien en gehurkt zitten, terwijl een van de anderen het bos in de gaten bleef houden. Het hoge gras aan weerskanten van de greppel onttrok je nagenoeg geheel aan het oog. Inderdaad nagenoeg, niet helemaal – het kon gebeuren dat een konijn dat door de greppel heen kwam toch wel in de gaten had dat er iets in de omgeving anders dan anders was.
Even schrikken
Zo kon het ook gebeuren, dat jachtopzichter Jan Venema met zijn motorfiets een paar capriolen moest uithalen om overeind te blijven.
Tja, wanneer ineens drie handen als uit de grond tevoorschijn komen en boven het gras zwaaien is het wel even schrikken voor een niets vermoedende passant.
Jan slingerde even door de berm aan de kant van het heideveld, maar dankzij zijn sublieme stuurmanskunst wist hij de motorfiets in bedwang te houden en kon hij zijn route over het rechte pad vervolgen. Ondertussen hadden de drie dames in de greppel door dit hilarische voorval de slappe lach gekregen. Daar vanaf komen duurde een poosje.
De sluierbewolking was dikker geworden. De warmte werd er niet minder om, het licht wel. Tijd voor Anja en mij om de instellingen van onze fotocamera’s aan de veranderde lichtomstandigheden aan te passen. Omdat in de greppel geen mogelijkheid was een statief op te stellen, hadden we schouderstatieven. Deze had Anja precies op maat gemaakt van afgedankte geweerkolven die voor een schappelijke prijs bij een jachtwinkel te koop waren. Van de toenmalige directie van De Hoge Veluwe hadden we speciale toestemming om met die dingen rond te sjouwen. Tegenwoordig is zoiets om uiteenlopende – en begrijpelijke – redenen niet meer mogelijk, zo’n dertig jaar geleden zag de wereld er toch iets vriendelijker uit.
Moeflonrammen
Op het moment dat we ons begonnen af te vragen of het zin had zo lang mogelijk in de greppel te vertoeven, waarschuwde de alarmkreet van een merel alles wat oren had voor een of ander gevaar. Voordat we erop bedacht waren, schichtte een havik door het grove-dennenbos schuin omhoog naar een boomtop. Zou daar een horst zijn, dat tot nu toe aan onze aandacht ontsnapt was? Hoe ingespannen we ook tuurden door onze verrekijkers, de havik liet zich geen tweede keer zien. Een flink stuk lager, op de grond, viel plotsklaps wel iets te bespeuren: beweging. Eerst één, toen twee, op het laatst vier moeflonrammen kwamen over een heuveltop heen gelopen. We doken schielijk terug tussen het gras, maar wel zo dat we de boel goed in de gaten konden houden.
Richting greppel
Als in onderling overleg over de te volgen koers bleven de rammen staan. Voor één van hen lag de heide er kennelijk zo onweerstaanbaar bij, dat hij zich niet meer kon beheersen. Zo links en rechts wat korte grassprietjes afbijtend zette hij koers richting ‘onze’ greppel.
De drie anderen staarden hem na. Moefie één keek niet op of om. Hij naderde de greppel. Met het fotogeweer in de aanslag vouwden Anja en ik ons bijkans dubbel om vooral niet opgemerkt te worden.
Moefie nam een aanloopje, maakte een sprong, stapte kordaat het pad over en voilà, het Oud-Reemster Veld lag aan zijn voeten. Ik waagde het erop iets omhoog te komen en strak over het gras heen een foto te maken. Door het tegenlicht viel dat geenszins mee.
De ram reageerde niet op de klik van de camera. Het leek wel, alsof de wind namens Anja en mij een zucht van verlichting slaakte. Met een ruk wierp de moeflon zijn kop op. Had hij toch verwaaiing gekregen? Hij draaide onze kant op. Een schel fluitje snerpte vanuit het bos. De ram op het veld luisterde ernaar, zijn ene oor gericht naar het bos, het andere breeduit om maar niets te missen van wat er vanuit de greppel aan geluid tot hem kwam. Hij stond zo vrij, dat ik het niet kon nalaten nog een foto te maken.
Fluitconcert
Beide moeflonoren gingen onmiddellijk in de spreidstand. Ik liet de geweerkolf zakken. Hoe behoedzaam ik ook bewoog, het leverde me een striemend fluitconcert vanuit de Reemsterdennen op. Ai, dat voorspelde niet veel goeds; schelle fluittonen zijn het middel van moeflons om elkaar te waarschuwen voor gevaar.
De ram op het veld besefte, dat er iets niet pluis was, maar in plaats van rechtstreeks terug te keren naar het bos, kwam hij langs de rand van het veld onze kant uit lopen. Stapje voor stapje, telkens zekerend. Schuin op het pad af. Schuin op de greppel af. Doordat de wind van achteren op hem af kwam warrelen, kon de ram ons niet ruiken. Het hart bonsde me in de keel. Bij mijn moeder en Anja zal dat niet veel anders zijn geweest. Was het te horen? Moefie stond abrupt stil. Vervolgens zagen we vanuit onze ooghoeken, hoe hij na een korte pauze met een koddig hoge sprong de greppel overstak.
In slow motion
We bereidden ons voor op een nieuw fluitconcert vanuit het bos. Toen dat uitbleef, richtten we ons heel langzaam, heel voorzichtig op. Door de graspluimen heen zagen we Moefie binnen de grens van het rustgebied verder onze kant op komen. Anja manoeuvreerde haar fotogeweer omhoog. Ik deed in slow motion hetzelfde. Toen Moefie tot op een meter of vijftien genaderd was, drukte Anja af. De camera klikte gedempt door een laag camouflagemateriaal heen. Ik probeerde de ram haarscherp in beeld te krijgen, maar voor mijn 500mm-lens stond hij binnen het scherpstelbereik. Door de zoeker zag ik, hoe de ram stokstijf naar ons drieën staarde.
In het gelid
Zijn kameraden op de heuvel verderop in het bos startten weer een fluitconcert op. Deze keer stampten ze er ook bij op de grond. Acuut gevaar.
Moefie liet het er niet op aan komen. Hij sprong opzij, wendde zich om en zocht in een sukkeldrafje de heuvel op, waar de andere drie rammen keurig in het gelid op hem stonden te wachten.
Pas toen Moefie hen bereikt had, kwamen ook zij in beweging. Een paar sprongen en het kwartet was achter de heuvel verdwenen.