Terug in de tijd!
Zo af en toe kijken wij samen met u terug naar de beginjaren van de Jac. Gazenbeekstichting. De bedoeling van de redactie is, om artikelen uit die beginperiode te publiceren op ons weblog, al dan niet voorzien van oude en/of nieuwe foto’s.
Het betreffende verhaal is door mijzelf geschreven en ook gepubliceerd in “De Veluwenaar” – 4e jaargang – No.3 – juli 1996.
_______________________________________________________
“De jachtopzichter en het reeëndrama”
Deze keer neem ik u ’s morgensvroeg mee op een surveillance, samen met jachtopzichter Jan Venema over de Hoge Veluwe. Een tocht waarin ik u graag de sfeer van het Veluwse bos wil laten proeven. Ontmoetingen met herten, reeën en wilde zwijnen. Ik laat u ook getuige zijn van een ‘drama’ met een pasgeboren reekalfje.
Samen met mijn natuurvriend Jan den Besten uit Apeldoorn gaan we op stap.
Laatste nevelslierten
Om half zeven ’s morgens sta ik bij jachtopzichter Jan Venema op de stoep. Het is een heerlijke morgen in juni, het bos ademt nog naar de nacht. Achter het jachtopzichtershuis verdwijnen de laatste nevelslierten ‘witte wieven’ tussen de bomen. Venema heeft de jeep inmiddels al startklaar gezet. Al meer dan 30 jaar is hij als jachtopzichter werkzaam op de Hoge Veluwe en hij kent zo langzamerhand elk plekje.
Als we zo even wat staan te kletsen, komt ook Jan den Besten het erf oprijden en kunnen we gaan. Natuurlijk gaat ook de foto-apparatuur mee, want je weet maar nooit. Langs de Houtkampweg hebben de zwijnen de berm al aardig losgewoeld op zoek naar insecten; wie weet komen we ze nog tegen. Als we voorbij het Kröller Müller Museum gereden zijn, moet de eerste slagboom geopend worden. Veiligheid gaat boven alles. Ook bij de diverse ingangen van wegen in het park zijn ’s nachts de slagbomen gesloten.
Ontwikkeling geweien
Wanneer we nog maar nauwelijks onze weg door de wildbaan hebben vervolgd, staan rechts tussen de bomen twee edelherten met een prachtig bastgewei. “Ja”, zegt Jan Venema, “we zijn verbaasd hoe goed de geweien zich ontwikkelen, de binnenrasters mogen dan wel weg zijn, maar er wordt niet meer bijgevoerd”. De koningen van het Veluwse woud staan ons even aan te kijken en verdwijnen dan in de dichte dekking.
Rustig rijden we over de weg langs “De Pollen”, naar de Kompagnieberg. Ook daar ontmoeten we enkele geweidragers en even later staan we ‘oog in oog’ met een rotte wilde zwijnen. Twee zeugen met een twaalftal biggen scharrelen in de bosbodem naar voedsel. Soms kunnen ze de wegbermen over vele honderden meters omploegen, op zoek naar allerlei insecten, wormen en engerlingen.
De nozems van het bos, worden ze wel eens genoemd deze ruige bosbewoners en terecht. Ja, ik heb een zwak voor deze Veluwse vrijbuiters, ze horen hier zeker thuis. We kijken ze nog lang na met onze veldkijkers, maar dan zijn ze plotseling verdwenen tussen de struiken.
Bosje van Staf
Dan zetten we koers naar het bekendste plekje van het Nationale Park, namelijk het “Bosje van Staf”, daar staan bijna altijd herten en vooral in de herfst tijdens de bronsttijd is het hier fantastisch. Als we met de jeep aan de rand van het bos stilstaan, wisselt er net een roedel geweidragers uit het bos. Doordat de zon nog niet zo hoog staat, hangt hier nog wat nevel, waardoor het uitwisselen van de herten een nog diepere dimensie krijgt. Een tafereel dat je eigenlijk niet vast kunt leggen, maar persoonlijk moet meemaken.
Jan Venema stelt voor om nog even achter het bos langs te rijden, want in de verte staan op het Oud Reemster Zand, enkele honderden moeflons. Als we omgereden zijn naar de andere kant van het bos, hebben we een schitterend uitzicht over de vlakte van het Zand, dat begroeit is met pijpestrootje. De kudde moeflons blijft rustig doorgaan met grazen. Zo nu en dan kijkt een grote ram met enorme gekrulde horens onze kant uit.
Harde werkelijkheid
Als we zo over de vlakte turen, wanen wij ons bijna in Afrika. Wat wonen wij hier toch in een prachtige omgeving! Maar… opeens wordt ik wakker geschud uit mijn dromen. De jachtopzichter heeft in de kudde een lam ontdekt, dat met een van z’n poten trekt. Kreupel misschien? “Die houden we maar eens een tijdje in de gaten en als het niet beter wordt, zal hij misschien afgeschoten moeten worden”, zegt Venema. De harde werkelijkheid, ja… want wolven en lynxen hebben we niet meer , anders zouden die het dier uit zijn lijden verlossen.
Een leek zou zeggen; “Maar dan kun je het dier toch vangen en naar de dierenarts brengen?” Zoiets geeft nog veel meer problemen en daarna zeker weer terugzetten in de kudde is helemaal een ramp, want dan wordt het niet meer geaccepteerd.
We moeten verder, de jachtopzichter heeft nog iets wat hem best een beetje dwarszit en dat heeft te maken met een reekalfje, het hoe en waarom, vertel ik u in het volgende deel.
Lees ook: Drama rond een reekalfje – Deel 2 – Slot