Wild kijken op Hoog Buurlo in 1989
“Weet je nog van toen?” Hoe vaak hebben we dat al niet gezegd in ons leven en tegelijkertijd komen dan de herinneringen naarboven.
Zo ging het ook met het lezen van onderstaande column, geschreven door columniste Marianne Janssen in 1989 voor de Telegraaf.
Bij het ordenen en het opruimen van ons archief, kwam ik het knipsel tegen en terwijl ik het verhaal aan het lezen was, kwamen de beelden van die bewuste avond op de wildkansel, weer haarscherp voor mijn geest.
Ik deed toen een wildkanseltocht voor mijn inmiddels overleden vriend Huub Schuitemaker(1958-1995), die aan de weg timmerde met de Stichting Natuurvoorlichting Veluwe. Als ik mij goed herinner, gingen wij in de zomermaanden zo’n drie tot vier keer per week, met een groep mensen naar de wildtoren op de Braamberg bij Hoog Buurlo. We hebben ook nog een oude kleurenfoto uit die periode kunnen vinden, alleen is het wel een andere groep mensen.
Schrijfster
Na enig zoeken op het internet, kwam ik de naam Marianne Janssen tegen.
Marianne Janssen (Den Haag, 1947) heeft sinds haar 18e jaar in de journalistiek gewerkt. De laatste 30 jaar werkte ze voor De Telegraaf, onder meer als onderwijsredacteur en columniste.
Inmiddels heeft ze als schrijfster een aantal zeer interessante boeken geschreven, zoals o.a. ‘Oud was voor later’: 2005,(Karakter Uitgevers) werden honderd columns gebundeld. ‘Kleine Vos’: 2011, ‘Blinde Pad’ en ‘Leidse Kaas’: 2013, ‘Anna’s oorlog’: 2016 en ‘De soep ruikt naar hond’: 2017. Nu ze in de vut is, schrijft ze door.
Ik zocht via email contact met haar, ze stuurde mij een email met de volgende reactie:
“En jawel hoor, al lezend zag ik u weer lopen. Met een heel gezelschap in het bos. Stadse mensen op avontuur op de Veluwe. Natuurlijk mag u deze column weer gebruiken. Ik voel mij vereerd. Ik vond het een leuke verrassing u weer op deze manier tegen te komen”.
Ze was ook meteen bereid om een korte intro te schrijven. (Zie hieronder)
Bijna dertig jaar geleden maar het bos blijft jong
Bijna dertig jaar geleden is het alweer…. Wij, stadse mensen, gingen met de kinderen op avontuur naar de Veluwe. Herten kijken, zwijnen, échte herten en zwijnen, niet die van de kinderboerderij. Het was een feest.
Inmiddels zijn de kinderen hoog en breed volwassen, de ouders ruimschoots met pensioen, steden strijden om het hardst om de hoogste hoogbouw. Alleen het bos, de Veluwe, is al die jaren jong gebleven.
De bomen zijn gegroeid, maar ieder jaar, in de lente, kleden ze zich opnieuw in jong fris blad, waarin talloze vogels hun nesten bouwen. En ieder jaar opnieuw krijgen alle bosdieren jongen. De Veluwe herrijst. Jaar in, jaar uit. Dat was dertig jaar geleden zo. En dat zal nog eeuwen zo blijven.
Marianne Janssen , columniste voor De Telegraaf tot 2009. Tegenwoordig schrijfster.(www.mariannejanssen.nl)
*********************************************************************************************************************
Rubriek Schooltijd
“Wild”
“Willen de mensen met lichte kleding wat achteraan gaan lopen? Dan worden ze gedekt door de rest van de groep. Anders heeft het wild ze meteen in de gaten en dan komt er geen dier meer opdagen.” Een verschrikte blik. Mare in rood met groen, Job in blauw met wit en hun moeder in knalgeel. Verkeersveilige kleuren, dat wel, maar duidelijk minder gelukkig als je gaat ‘wildkijken’ in een natuurreservaat.
“U mag nu nog even gedempt spreken als u wilt, maar als we het hek door zijn moet u echt stil zijn.” Dat was hun tevoren uitgebreid verteld.
“Denk er om jongens, geen ruzie en geen gil van vreugde als je een hert ziet want dan is het beest meteen verdwenen. Doodse stilte. Anders verknal je het voor iedereen.”
“Als ik nou maar niet per ongeluk ga zingen,” verzucht Job tijdens de rit naar Hoog Soeren.
“Dan kon ik wel eens heel onaardig worden.”
Hij kijkt steels opzij. Het is kennelijk ernst.
Tweemaal per week is het wildkijken in het Staatswildreservaat. Tweemaal per week beklimt een groep mensen onder leiding van een natuurvoorlichter de trap van een wildkansel, om van daaruit, gerieflijk gezeten, herten en zwijnen te bekijken tijdens hun avondmaal. Tenminste… als ze op komen dagen.
Terwijl volwassenen en kinderen zo stil mogelijk door het raam naar buiten turen staat de gids te praten. “Waarom mag hij wèl praten?” sist Job.
“Omdat hij niet sist.” Een beledigde blik. Louis Fraanje heet de gids. Gekleed zoals het hoort in jagergroen en bruintinten. Zelfs zijn roodbruine baard heeft een schutkleur. Geboren voor het bos. Zijn gedempte stem praat over herten en reeën. Over stangen, smaldieren en spitsers. Over vorkjes en gaffeltjes. Jagers en afschot. Maar waar blijven die beesten nou?
Mare zit voor me. Ze draait, het duurt haar te lang. Job hangt tegen me aan alsof hij doodmoe is. Maar dan schemert er iets tussen de bomen achter de voederplaats. Iets zwarts. Por voor me, por opzij. Bijna een verontwaardigde reactie, maar het zwarte ding is interessanter.
“Zwijnen”, zegt de gids. “Ze komen de kust verkennen.” Drie donkere logge dieren komen op een sukkeldrafje naderbij. Ze snuffelen wat, draaien een rondje en verdwijnen weer. Maar ze hebben hun taak volbracht. We zitten hier niet voor niets. Nu zit iedereen rechtop.
Boodschappers. “Kom maar op moe, sein veilig.” Na tien minuten verschijnt een nog logger dier. Achter haar aan een opmerkelijk lichtvoetig grut. Zes, zeven stuks. “Ze worden met de pyjamaatjes aan geboren”, zegt Fraanje. “Een lichtbruin gespikkeld pakje. Na een aantal maanden wordt dat bruin, daarna worden de biggen ‘overlopers’ genoemd.”
Grote vertedering. “Lief hè,” glimt Mare. Ze heeft door oma’s verrekijker mogen turen, haar eigen brilletje bleek ontoereikend.
Mare en baby’s, da’s altijd prijs. Zelfs als het om zwijntjes gaat.
Alsof de biggen de show hebben voorbereid, is er nu aan de andere kant van het veld beweging tussen de bomen. Job knijpt, wijst. Herten. Voorop de leidhinde die haar dames onder controle houdt. Steeds als zij een stap danst, volgen de anderen. Pal naast de moeders de kalfjes. Diner dansant zonder heren. “De heren laten het afweten vanavond,” zegt de groene gids. Hij had ons graag wat fraaie geweien gegund. Maar het is zo al mooi. Zwijnen, herten, een regenboog, twee doodstille kinderen. Het kan niet op.
“Ik denk dat ze hun gewei droog willen houden,” zegt Job als we later in de snel vallende duisternis door de modder naar de auto ploegen. Maar Mare maakt zich zorgen: “Eten die herten nou niet vanavond?” Natuurlijk wel. “Ik vond die biggetjes het leukst,” zegt ze dan.
De gids lacht.
Mare hoort wat ze horen wil. Het afschot is haar ontgaan.
Tekst: ©Marianne Janssen – De Telegraaf zaterdag 5 augustus 1989
Wildtoren op de Braamberg
Begin jaren ’60 werd in het toemalige Staatswildreservaat op de Braamberg, een grote wildtoren gebouwd, een grote overdekte ruimte op palen, waarin zo’n 90 bezoekers een plaatsje konden vinden. Gezeten vanaf deze geriefelijke plek, kon men het grofwild zoals o.a. herten en wilde zwijnen, observeren.
In mei 1995 brandde de Wildtoren tot de grond toe af, de oorzaak volgens zeggen bliksminslag, maar men opperde destijds dat brandstichting ook niet uitgesloten mocht worden. Inmiddels hadden ruim 100.000 bezoekers genoten van deze unieke kijkplek op de Veluwe.
Lees ook: Een leven lang wandelen in de natuur – Deel 3
_______________________________________________________________________________________________
OPROEP – OPROEP – OPROEP
Als er nog mensen zijn die zich iets kunnen herinneren van dit bezoek aan de wildtoren, en/of eventueel nog foto’s hebben uit 1989 of later. In ieder geval zijn wij op zoek naar foto’s en gegevens uit de periode dat de wildtoren in gebruik was, wilt u dan a.u.b. contact opnemen met de redactie?
Redactieadres: info@de-veluwenaar.nl
_______________________________________________________________________________________________
Bekijk ook het filmpje: