De ontknoping
De heren commissarissen zullen er ook mee geworsteld hebben. De weg over de dorpsbrinken achter de boerderijen langs was al ongeschikt geacht voor de straatweg, laat staan dat deze dan geschikt zou kunnen zijn voor de Hessenwagens- en karren.
Het toelaten van deze wagens op stukken met kasseien bestrate weg nodigde verder uit om de straatweg maar te vervolgen. Zij zullen de Hessenwagens zo ver mogelijk uit de buurt hebben willen houden en hebben dan ook wijselijk gekozen voor de route over Veenhuizen. Daar lag echter een wrakke brug.
De ingelanden van de Pijnenburger Grift maakten bezwaar tegen het over deze brug en vermoedelijk ook over de aansluitende weg – Vrouwensteeg – laten rijden van de Hessenwagens. Daarentegen lieten de commissarissen op 18 november 1816 een paar bejaarde mannen, Jan Kok, grondeigenaar te Baarn, 88 jaar, Teunis Roodhart, landbouwer te Soestdijk onder Baarn, 76 jaar, en Jan Overeem, landbouwer op de Vuursche, 65 jaar, zich bereid verklaren om onder ede te getuigen dat zij altijd die weg gekend hebben als een publieke weg, die ook eerder de Postweg van Loosdrecht op Amersfoort is geweest. Zij zouden de weg zelf ook meermalen hebben bereden en dat ook anderen hebben zien doen.
In de documenten van de commissie lag ook een extract uit transporten van Pijnenburg, waarin de Vrouwensteeg werd genoemd met onderlijning dat deze gemeene weg is en moet blijven. In december 1816 wees de Watergraaf van het college van de Pijnenburger Grift, Jhr. Bosch van Drakestein, die overigens geen aandeelhouder was van de straatweg, erop dat de brug alleen bedoeld was voor de ingelanden en bovendien niet berekend was op zware wagens. Hij raadde aan een nieuwe brug te bouwen en overleg te plegen.
De schouwbrief van 1738 voor de Pijnenburger Grift verbood de aanleg van bruggen en beschoeiingen zonder toestemming van de Watergraaf en Heemraden. Bij een schouw in vermoedelijk 1816 of 1817 bleek dat er ineens een tweede brug naast de oude lag. Mr. H.A. Laan, de penningmeester van de Commissie van de straatweg, was weliswaar in overleg geweest met de Watergraaf, die gezind was geweest om de belangen van de commissie te favoriseren, maar dit hield nog niet in dat er toestemming was gegeven om de brug te bouwen. De Watergraaf nodigde vriendelijk uit om ten spoedigste de zaak in der minne te schikken.
Hessenweg door Soest
In elk geval is duidelijk dat de speciale weg voor de Hessenwagens door Soest pas van 1816 dateert en daar gelopen heeft over oudere wegen. De straatweg was per 1 augustus van dat jaar in gebruik genomen. Omdat de wagens in de dorpskern van Soest moesten oversteken is er geen andere conclusie mogelijk dan dat ze over Isselt, via de Oude Soesterweg, c.q. Zwarte Weg (Peter van den Breemerweg), de Neerweg (Ferdinand Huycklaan), Eerste Holle Weg (Kolonieweg) de dorpskern passeerden en dan via de Molenweg, het pad reden waar nu de Schrikslaan en de Beckeringstraat liggen. Ik sluit niet uit dat de Hessenwagens eventueel langs Soestduinen zijn gereden als de Zwarte Weg in slechte staat was.
Hessenweg over de Vuursche
Pluim(1) en vermoedelijk in navolging ook Farwerck(2) verwijzen naar de Hessenweg over de Vuursche als ze de locatie van een paar grafheuvels willen aanduiden, die dan niet anders begrepen kan worden als de Stulpse Laan / Berkenlaan, die inderdaad tussen twee grafheuvels doorloopt en een hoek maakt met de Hoge Vuurscheweg. In het genoemde extract van de transporten van Pijnenburg wordt aan de Pijnenburgsche Berke Steeg of Laan gerefereerd, die overigens op de kadastrale kaart uit 1832 vanuit het zuiden maar kwam tot aan de huidige Zevenlindenlaan. Deze kaart laat in De Vuursche sectie A twee niet al te bochtige wegen of karrensporen zien, die elkaar kruisen en blijkbaar belangrijk genoeg waren om op te nemen en die hier van belang zijn . Sectie B, 3e blad, toont ook een nog steeds aanwezig bochtig spoor over de Stulpse Heide, dat de schakel vormt tussen Vrouwensteeg / Hessenweg achter het paleis en het korte oost-west lopende stuk Zevenlindenlaan.
Deze kadastrale kaarten zijn een belangrijke schakel tussen hedendaagse en oude kaarten bij het kunnen verklaren van oude wegen uit de tijd voordat de rechte lanen werden aangelegd. De voorloper van de huidige Berkenlaan liep ten oosten ervan en kwam precies uit op de plek waar nu restaurant Groot Kievitsdal staat. Het pad bestaat nog steeds, behalve het laatste stuk op het terrein van het restaurant. Vanuit de Pijnenburger Weg (zuidelijk deel Stulpse Laan) kon dit spoor worden gevolgd, dat uitkwam ten oosten van Kievitsdal, waarna de oude heidewegen naar Naarden opgepikt konden worden, zoals de eerder genoemde Heerweg.
Het spoor ten oosten van de Berkenlaan moet dé of één van de oude verbindingen in dat gebied zijn die reeds in de 17e eeuw bekend waren, met namen als Het harde van Laeperswech (ca.1539), dezelfde weg die op de kaart van Sinck (1619) met een boog uitkomt bij Veenhuizen, maar ook als deel van de weg op de kaarten van 1580 tot 1616, die met een zuidelijke boog om de Vuursche gaan die ik in een eerdere publicatie heb gelokaliseerd.(3)
Via de route van de Oude Amersfoortseweg konden de Hessenkarren anno 1816 in principe ook dichter langs Hilversum naar het noorden hebben gereden om over Weesp te gaan, zoals al in 1812 was aangeraden. Van Naarden over Muiden zou pas in 1840 de straatweg naar Amsterdam worden aangelegd, maar het blijft vooralsnog de vraag of de Hessenwagens welkom waren op de zandweg naast de trekvaart, die eigendom was van de commissie van de trekvaart of in Muiden met zijn nauwe straten en de toenmalige smalle tolbrug.
Conclusie
Dat de Hessenweg achter paleis Soestdijk van recente datum is, 1816, is genoegzaam aangetoond. Dat een voorloper van deze weg een oude algemene route van minder belang was, staat ook vast. Hij wordt al op kaarten over de Gooise grenskwesties uit ca. 1539 (Domisz en/of Van Schaick) en 1619 (Lucas Jansz Sinck) opgegeven als respectievelijke ‘Wech duer die Veenhuijs’ en ‘Die wech na Veenhuisen’, zij het vertekend weergegeven.
Deze oude route is blijkbaar in de loop van de 17e en 18e eeuw in verval geraakt ten voordele van de meer rechtstreekse Heerweg over de Soestdijk, die al stamt uit de 14e eeuw ten tijde van de bouw van het bisschoppelijk kasteel Huis ter Eem. Men kan echter vóór 1816 deze weg niet bestempelen als Hessenweg, welke term alleen bedoeld is voor de aparte wegen voor die bijzonder zware wagens. Dat de Stulpse Laan en de Berkenlaan met hun voorgangers door de Hessenkarren zijn gebruikt, mag ook wel als vaststaand worden aangenomen.
Het in één adem noemen van ‘Hessenweg’ en ‘oeroud’ (veel meer dan 200 jaar) in verband met Gooi- en Eemland is echter onverstandig en het leidt tot verwarring. De suggestie van Sybren de Hoog dat het mogelijk om ‘een 2000 jaar oude handelsweg’ gaat, is al te kras en is vermoedelijk ingegeven door romantische voorstellingen. Refereren aan een algemene oude heerweg, die zeker 500 jaar oud is, gaat daarentegen wel met het voorbehoud dat de route zich in de loop van de eeuwen verlegd kan hebben.
Tot slot en meest belangrijk: Het zijn op de zandige heuvelrug niet in de eerste plaats de rechte lanen die oeroud zijn, maar vaak de resterende vervallen bochtige paden.
Tekst: ©Jaap Groeneveld uit Eemnes
Noten:
1. T. PLuim, Uit de geschiedenis van Baarn, Baarn 1932, herdruk Baarn-Soest / Schiedam 1975, p.16.
2. F.E. Farwerck, ‘Archeologische overblijfselen in de omgeving van Hilversum’, in: Westerheem 3, 1954, p. 18-21.
3. J. Groeneveld, ‘Grensrelicten en oude wegen op De Vuursche – De kaart van Lucas Jz. Sinck uit 1619’, in: Tussen Vecht en Eem, 23 (2005), p. 26-38.
Deze 3 delen over de Hessenwegen zijn eerder gepubliceerd in: “De Veluwenaar” – 19e jaargang – No. 4 – oktober 2011 en “De Veluwenaar” – 20e jaargang – No.2 – april 2012 – Met dank aan de heer Jaap Groeneveld.