De Hoge Veluwe
In deze terugblik constateren wij: zonder pretentie, akkoord, maar getuigend van een grote kennis van zaken, met een gevoelige pen genoteerd in een geheel eigen, gestilleerd, soepel en sterk beeldend taalgebruik.
Dan wordt in 1944 door oorlogshandelingen de drukkerij verwoest en krijgt vader eindelijk de kans de wens van dat toegenegen hart te volgen: hij krijgt een functie als natuurhistorisch medewerker van het Nationale Park “De Hoge Veluwe” .
En vestigt hij zich in het prachtige gebied dat hij kent van lang vóór de rasters het “veilig stelden”, waar hij talloze voetstappen heeft liggen, vele geduldige uren havikshorst of wildakker heeft bespied, waar hij vrienden weet in jachtschutshuis en hoeve. Zijn hobby is een vak geworden!
Tastbaar en zichtbaar
Nu kan hij door zijn lezingen, boeken, artikelen in vakbladen en kranten zijn grote liefde voor het buitenspoor nog meer uitdragen dan voorheen, hij ijvert voor natuurbehoud en wordt – hij kan er slechts badinerend over spreken – door een recensent een “sociaal werker en een figuur van betekenis voor de geestelijke volksgezondheid” genoemd, omdat hij via zijn verhalen de stedelingen de vreugden en waarden van het buitenleven tastbaar en zichtbaar doet zijn.
Omdat hij in onze jachtige tijd de rustgevende stemmingen van het wijde landschap weet over te dragen, omdat hij bewust maakt van de oneindige rijkdommen der natuur waarmee de mensen zo schrikbarend roekeloos omspringen.
Boeken en Buitentjes
U wilt enkele titels? Bij uitgeverij Zomer & Keuning zijn verschenen: “Vreugd van bos en heide” (1950), “Zwervend langs het wildspoor” (1951), “Tussen hei en dennegroen” (1953), “De Hoge Veluwe” (1955), “In bos en veld” (1957), “Lokroep van het wild” (1959).
Van 1961 af verschijnen dagelijks en vrijwel zonder onderbreking in de Nieuwe Apeldoornse Courant en daarmee in een belangrijk deel der regionale pers cursiefjes onder de kop “Buiten”. Het zijn veelal boeiende stukjes tekst, waarvan er later door mij honderd werden geslecteerd en gebundeld in het gelijknamige boekje “Buiten” (1972). Een selectie uit duizenden korte overpeinzingen, waarin de schrijver ons laat kennismaken met boom en plant, haar en veer, de loop der seizoenen volgend.
Bevoorrecht mens
Hier eens kijkend, daar eens snuffelend, bij het klimmen der jaren steeds meer puttend uit een rijke herinnering, maar dikwijls ook – gelijk een goed journalist betaamt – de actualiteit van het natuurgebeuren vastleggend. Het is, hoe kan het anders, een subjectieve keuze geworden, een gang door het jaar, een gevarieerd menu.
Een halve week voor vaders dood in de oogstmaand van 1972 verschijnen de laatste, en o.i. zeker niet de minste, “Buitentjes” op de voorpagina. Zij vormen het sluitstuk van een zestigjarig schrijverschap, van een man die tot in hoge ouderdom nooit genoeg krijgt van de Veluwe, zoals hij zichzelf reeds in 1927 voorspelt: “Want zo oud kan ik niet worden, dat ik ooit uitgekeken zou raken in dit grootsche, indrukwekkende land, dat velen toch schijnbaar zoo weinig biedt wat de moeite waard is”. In een klein hoekje gewest heeft hij dit alles gevonden. Wat een bevoorrecht mens…
Tekst: Dochter Mia S. Wigman
Dit verhaal is in grote lijnen gelijk aan het voorwoord van het boekje “Buiten” (1972), dat geïllustreerd werd door de bekende schilder en tekenaar Rien Poortvliet. (Zie boven).
De schitterende illustratie van A.B. Wigman tussen de dieren van de Hoge Veluwe, is met toestemming overgenomen uit het boek getiteld “Zo leeft de Hoge Veluwe” (1960). Maker van deze illustratie is Rien Poortvliet.
Hijzelf noemde het een jeugdzonde, die hij jaren geleden had begaan, maar de stichting vond deze plaat toch uitstekend passen bij dit verhaal.
Met dank aan Rien Poortvliet (1932–1995) dus.
Ook gepubliceerd in: De Veluwenaar – 2e jaargang – No. 3 – juli 1994