Waarom biomassa in het algemeen en hout in het bijzonder als brandstof niet duurzaam zijn en ons niet helpen de uitstoot van CO2 te reduceren.
Bomen en bossen hebben grote betekenis voor de samenleving: ze leveren hout waar we van alles van kunnen maken, maar zorgen ook voor een aangename omgeving (recreatie, verkoeling op warme dagen, zuivere lucht, voortbestaan planten en dieren). De laatste tijd staat bos extra in de belangstelling, omdat het broeikasgas koolstofdioxide (CO2) opvangt uit de lucht.
Teveel kappen
Omdat bomen de koolstof (C ) uit koolstofdioxide halen voor hun groei en ons daar zuurstof (O2) voor teruggeven, is het belangrijk dat de groeicapaciteit van bossen in stand wordt gehouden. Als we teveel hout kappen of als we nalaten om bossen te verjongen, gaat het niet alleen mis met de toekomstige houtvoorziening maar zijn bossen ook niet meer in staat om voldoende CO2 uit de lucht op te nemen.
Vooruitgang en achteruitgang
Vroeger gebruikten we hout vooral als brandhout om op te koken en mee te verwarmen. Daarmee is veel bos verloren gegaan. Sinds het begin van de industriële revolutie (1750 in Groot-Brittannië, 1850 in Nederland) zijn we steeds minder hout gaan verbranden en is het gebruik van de fossiele brandstoffen steenkolen, aardgas en aardolie toegenomen. Echter, het verstoken van zowel hout als van fossiele brandstoffen heeft CO2-uitstoot tot gevolg. En die uitstoot moet nu juist worden verlaagd. Terug naar het verbranden van hout is dus geen vooruitgang, sterker nog: het is achteruitgang.
“Als we geen CO2 willen uitstoten, dan zijn koolstofhoudende energiebronnen uit den boze”
Er zijn verschillende bezwaren om hout voor energie te gebruiken. Vanwege een uiterst laag rendement bij de winning van energie uit hout is er zo veel grond nodig, dat er al gauw houttekorten dreigen te ontstaan (bron: MacKay). Daarnaast gaat de houtoogst gepaard met vernieling van bos-ecosystemen.
Voor fossiele brandstoffen (steenkool, bruinkool, aardolie, aardgas) onderschrijven we vrij unaniem dat ze in de grond moeten blijven. Echter, de uitstoot van biobrandstoffen (pellets, chips, biodiesel etc.) ontmoet heel weinig bezwaren. Alsof de daaruit afkomstige CO2 geen broeikasgas is.
Fossiele brandstoffen zijn uit dezelfde plantaardige en dierlijke stoffen ontstaan als biobrandstoffen. Over lange tijd zijn daarin koolwaterstoffen gevormd, die minder CO2 uitstoten per eenheid op te wekken energie. Biomassa (jong materiaal) levert dan ook een hogere uitstoot dan de fossiele brandstoffen (oud materiaal).
Bovendien zijn fossiele brandstoffen beter hanteerbaar waardoor een hoger rendement haalbaar is. De hogere uitstoot van biomassa ten opzichte van fossiele brandstoffen geldt ook wanneer via bewerkelijke en energievretende procedés uit hout of zaden biobrandstoffen worden gemaakt. Als we geen CO2 willen uitstoten, dan zijn koolstofhoudende energiebronnen uit de boze.
“Vermogen om CO2 in bossen vast te houden neemt af”
Het doel van de energietransitie is niet alleen minder CO2 uit te stoten, maar ook de hoeveelheid CO2die zich al in de lucht bevindt drastisch omlaag te brengen. Daar kunnen vooral bomen aan bijdragen, mits ze lang genoeg goed kunnen groeien. Onze bossen worden daar steeds minder geschikt voor. Het aandeel CO2 dat na kortere tijd al uit struiken, korte vegetaties, bladeren, knoppen, bast, dood hout e.d. in de lucht komt, neemt bij de huidige beheermethoden toe. Daarnaast wordt plantmateriaal door verschillende organismen (kleine dieren, wormen, schimmels, bacteriën) en grazers (reeën, herten, koeien, paarden) verteerd en komt CO2 via mest in roulatie. Dus lang niet alle CO2 in (bos)ecosystemen is daadwerkelijk in opslag.
Alleen gezonde bomen kunnen CO2 eeuwen vasthouden. Organisch materiaal (veen, dikke laag humus), afgedekt door een laag grond, doet het ook goed. De bosontwikkeling ontwikkelt zich wereldwijd naar een toestand met snellere roulatie van CO2. Om meer CO2 vast te kunnen leggen en de hoeveelheid daarvan te laten dalen is vooral extra groei (stijgende houtaanwas) essentieel. De gemiddelde aanwas neemt echter alleen maar af.
Minder aanwas
Er is na perioden waarin bos voornamelijk vernield werd, wel weer bos aangeplant of hersteld, maar wereldwijd neemt de bosoppervlakte jaarlijks met 4 tot 7 miljoen hectare af. In Nederland is sinds 1990 ongeveer 15% van het toen aanwezige bos verdwenen (bron: Wageningen University & Research). Geringere oppervlakte bos betekent ook minder aanwas van nieuw bos.
In bestaande bossen zijn door selectieve kap de beter groeiende bomen voor een deel verdwenen en die ontwikkeling gaat door (bijvoorbeeld in Natura 2000 gebieden en in tropisch regenwoud). Daarnaast wordt er te weinig verjongd met boomsoorten die goed groeien. Door begrazing met vee gaat verjonging verloren en er ontstaat veel dood hout dat CO2 laat ontsnappen. Het aandeel oud bos is te hoog, waardoor de groei stokt.
“Stop de subsidie op het verbranden van biomassa, doe er iets nuttigs mee”
Pas wanneer het CO2 -gehalte in de atmosfeer met behulp van allerlei maatregelen een lagere waarde heeft bereikt en de wereldwijde toestand van onze bossen aanzienlijk is verbeterd (meer en beter groeiend bos) kan men voorzichtig overwegen hout voor energie te gebruiken. Maar dat zal nog even duren.
Vooralsnog zal het stopzetten van de subsidie op verbranden van biomassa (met name hout, pellets en chips) een beter signaal zijn dan het zwaarder belasten van aardgas. Men kan – voor de klimaatdoelen en voor de houtvoorziening – het geld beter gebruiken voor aanleg van meer bos.