Veldwerk op de Hoge Veluwe – Deel 9 – Slot

Afterparty…

Onaangekondigd verlies van werk waar je je ziel en zaligheid in hebt gestoken geeft je het gevoel dat je wereld instort. Je belandt in een soort rouwproces. Je zoekt het antwoord op de ‘schuldvraag’ eerst bij jezelf, want een reden voor de voortijdige stopzetting van het werk is niet gegeven – nadien ook niet. Mijn ‘feestje’ was abrupt ten einde. Vielen de onderzoeksresultaten tegen? Was mijn inzet niet goed genoeg? Heb ik iets verkeerd aangepakt? Zou een ander alles anders, beter hebben gedaan?

Jaloezie

Tijdens mijn werk had ik nooit een klacht over mijn functioneren vernomen behalve dan die ene keer, dat Bert Snijders begon over een delicate kwestie (ik zou ergens zijn geweest op een tijd en een plaats, dat ik daar niet had mogen zijn…). Dat ik het – mede dankzij de jaloezie van mede-Parkbezoekers – helemaal had gehad met De Hoge Veluwe mag duidelijk zijn.

Toen mijn zus Anja en ik begin 1986 een uitnodiging hadden voor een gesprek in het Dienstgebouw (Lees: Veldwerk op de Hoge Veluwe – Deel 3) was directeur Cees Stefels danig onder de indruk van onze foto’s, onze werkwijze en onze kennis van het Park en de levende have. Hij gaf ons de tip te ‘solliciteren’ naar een plek in de Fotowerkgroep van de Vereniging ‘Vrienden van De Hoge Veluwe’, zodat we tijdens de bronst het voorrecht hadden van nabij edelherten te kunnen fotograferen.

Indrukwekkende ontmoeting – Foto: ©Yvonne Arentzen

Schuwheid en vluchtgedrag

Anja heeft inderdaad een brief gestuurd en werd toegelaten tot de Fotowerkgroep. Zelf heb ik me nooit druk gemaakt om het verkrijgen van het voorrecht tijdens de bronst zogezegd op de eerste rang te zitten. Ik bleef liever bezig met het bestuderen van gedrag en het maken van aantekeningen van mijn waarnemingen. Fotograferen en alles goed observeren gaan nu eenmaal moeilijk samen. Mijn ambitie lag in het schrijven van artikelen voor met name het tijdschrift Het Edelhert, iets wat nogal de aandacht trok.

In 1988 kreeg ik zelfs een uitnodiging om een dialezing over schuwheid en vluchtgedrag van het roodwild te houden in bezoekerscentrum De Heurne (thans: bezoekerscentrum Veluwezoom) in Rheden. Zo werd mijn verschijning ook buiten de grenzen van De Hoge Veluwe bekend.

Aan een touwtje

Daarnaast ontstond bij een breder publiek dan voorheen het beeld, dat ik bij wijze van spreken de herten aan een touwtje had; sommige mensen die mijn auto of mij persoonlijk her en der signaleerden deinsden er niet voor terug mij tijdens boswandelingen te achtervolgen. Hoe hinderlijk ik dat ook vond, er iets van zeggen kon natuurlijk niet.

Ach ja, de Fotowerkgroep… Tijdens mijn ’feestje’ op De Hoge Veluwe kreeg ik dit illustere clubje dankzij directeur Herman Bruning bijna letterlijk op mijn bordje geschoven zonder dat ik daarover ingelicht was. Bij de Lijkweg had ik aan de rand van het nieuwe rustgebied Middenzand een prachtplek met observatiehut (Lees: Veldwerk op de Hoge Veluwe – Deel 4), waar begin september 1990 telkens al vroeg in de middag moeflons te zien waren op de wildweide en waar voor de sluiting van de wildbaan ook al in de namiddag een bronstroedel met plaatshert kwam.

Twee moeflonrammen kwamen altijd naar de wildweide – Foto: ©Anja Arentzen

Verstoring

Op 10 september, de eerste dag dat de wildbaan in verband met de bronst voor publiek gesloten was, plaatste een aantal mannen van de Fotowerkgroep onder een vliegden één tent, waarin twee mensen konden aanzitten. Toen ik poolshoogte kwam nemen en de heren vriendelijk verzocht hun tent niet binnen mijn zoekbeeld te plaatsen, zag één meneer zich kennelijk genoodzaakt mij op hoge toon te vertellen, op welke tijdstippen ik mocht aanzitten… en anders moest ik maar wegblijven om voor hem en zijn fotovrienden de boel niet te verstoren… De genoemde tijdstippen hadden niets te maken met het meten van verstoring door de aanwezigheid van publiek op de Wildbaanweg, dus heb ik me tijdens mijn werk aan mijn eigen tijdsindeling gehouden, uiteraard in overleg met Jan Venema, Bert Snijders en Sip van Wieren.

Kwaad daglicht

Binnen een week vroeg jachtopzichter Jac. Planta mij, waarom ik verschillende keren door het rustgebied en naar de wildweide was gelopen. Hij had daar duidelijke voetsporen gezien. Het was niet de bedoeling dat ik zoiets deed. Omdat ik destijds importschoenen uit Duitsland had met een zeer afwijkend profiel kon ik meteen aantonen, dat niet ik degene was die door het rustgebied en over de wildweide had gelopen. Klaarblijkelijk was het de bedoeling van de Fotowerkgroep mij in een kwaad daglicht te stellen. In elk geval een van de leden was stikjaloers, dat ik al jaren bevriend was met de familie Curré en dat ik werk had gekregen in het Park (wat me kwam te staan op de meesmuilende opmerking ‘fijn, dat je van je hobby je beroep hebt kunnen maken’ – alsof mijn onderzoek niets voorstelde en ik slechts een dom vrouwtje was dat in ruil voor salaris mocht hobbyen).

Pure frustratie

Intussen had de Fotowerkgroep een tent bijgeplaatst, die later werd weggehaald. Bij mijn afwezigheid annexeerden de fotografen ‘mijn’ officiële observatiehut; dit bleek uit de rommel, die ze in de hut meenden te kunnen achterlaten (onder het motto ‘dat domme wicht ruimt onze rotzooi toch wel op’). In overleg met Jan Venema en Bert Snijders werd er al snel een hangslot op ‘mijn’ hut aangebracht. Uit pure frustratie achtten de heren fotografen het toen ‘noodzakelijk’ tegen de hut te urineren – erg smakelijk om in een vervuilde omgeving te moeten werken. Alsof dit niet genoeg was, mocht ik ook nog ‘genieten’ van luidruchtige conversaties tussen twee fotografen. Wie durft te beweren dat alleen vrouwen onderling onophoudelijk zitten te kwekken…

Schril contrast

Op zeker moment ontdekte het duo – terwijl de tent er toch al vele dagen stond – kennelijk uitzicht belemmerende pollen pijpestrootje. Die moesten natuurlijk weg (afgeknipt en uitgerukt in maar liefst 18 minuten). Voor enige tijd verdwenen de fotografen in de tent en wisten ze zich zowaar redelijk stil te houden. Pas laat op de avond, toen de heren al vijf minuten buiten de tent stonden, verscheen een hert met wat kaalwild op de wildweide. De dieren zekerden onmiddellijk naar het duo. Ook in het vervolg van de bronst kwam hier pas laat roodwild – een schril contrast met de direct daaraan vooraf gaande periode (toen lagen en laveiden de hele middag twee moeflonrammen op de wildweide en zag ik op 7 september het eerste bronstroedel) en de periode die daar direct op aansloot (weer ’s middags moeflons en ’s avonds een bronstroedel). Dat de Fotowerkgroep de gastvrijheid van De Hoge Veluwe misbruikte moge duidelijk zijn.

Herten op de Dassenberg – Foto: ©Anja Arentzen

Naar elders

Na mijn ontslag had ik geen behoefte meer aan het Park. Mijn wonden likkend zocht ik mijn heil elders: doorgaans in het Staatsdomein en in de Koninklijke Houtvesterij Het Loo, waar ik overigens toch al wat jaren kwam. De Dassenberg was favoriet, omdat je daar verscholen tussen wat dennetjes een prachtige aanzitplek had, die inmiddels niet meer bestaat.

In de omgeving van de Wieselseweg was het altijd wel mogelijk wilde zwijnen te zien. Vooral op dagen met bedekt weer en wat miezerige regen kon je er tijdens een wandeling van drie, vier uur makkelijk tientallen ontmoeten.

Zwijnen in overvloed – Foto: ©Yvonne Arentzen

Verspilde moeite

Eind 1991 liet De Hoge Veluwe weer eens van zich horen. De jaarkaarten voor het nieuwe jaar ploften op de deurmat. Omdat ik daar toch geen belang meer bij had, stuurde ik het hele spul met een begeleidend schrijven retour. Tot mijn grote verbazing werd ik niet lang daarna uitgenodigd voor een gesprek met directeur Bruning. Een reden werd niet genoemd. Stilletjes hoopte ik op hervatting van het onderzoek, maar kwam bedrogen uit. Herman Bruning probeerde mij gedurende een uur over te halen alsnog een jaarkaart aan te schaffen… Iets anders kwam niet ter sprake. Wat een verspilde moeite.

Voltooid verleden tijd

Mijn bezoeken aan de Koninklijke Houtvesterij gingen voort. Jammer genoeg werd ik daar steeds vaker herkend als ‘degene die de herten aan een touwtje heeft’ en dus… achtervolgd tijdens mijn wandelingen. Bekendheid heeft een nare keerzijde. De Veluwse druiven werden gaandeweg steeds zuurder. Tel daarbij op, dat een van de heren van eerder genoemde Fotowerkgroep – hij woonde niet ver bij mij vandaan – er eer mee inlegde mij en mijn familie het bloed onder de nagels vandaan te halen met allerlei getreiter.

Wat begon met stekelige opmerkingen, achterklap, het rondstrooien van leugens om vrienden van ons te vervreemden eindigde met… het vernielen van twee auto’s. Wie zich uit pure jaloezie daartoe verlaagt is ronduit griezelig bezig. Wat zou er nog meer op ons afkomen? Ik heb het niet afgewacht. Een zieke geest is in staat gebleken mij definitief van de zo geliefde Veluwe te verbannen. Mijn ‘feestje’ is voorgoed voorbij.

Voltooid verleden tijd – Foto: ©Yvonne Arentzen

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2018/12/24/veldwerk-op-de-hoge-veluwe-deel-9-slot/