Zoekt en gij zult vinden
Rond 14 maart was het vaste prik. Dan kwam er dat ene telefoontje, waarvan je wist dat je aan een verplichting vastzat. Niet dat die verplichting vervelend was. Nee, verre van dat. Je deed als de wiedeweerga je groene goed aan, trok je laarzen aan, graaide gauw je verrekijker uit de fotokast en sprong in de auto. Een halfuurtje rijden en je stond voor Everwijnserf, de eeuwenoude boerderij waar jachtopzichter Eb Curré met zijn vrouw Reina en zoon Alexander woonde. Steevast werd je daar eerst begroet door de golden retrievers Lobke, Cessna, Amber, Rambo en – vanaf een afstandje vanuit zijn privé-onderkomen – Caesar. Daarna kwamen Eb en Reina tevoorschijn. Wat er ook was, je vond bij hen altijd een warm welkom.
Tja, halverwege maart zat er aan bezoek dus een verplichting vast: meehelpen afwerpstangen van edelherten zoeken. Wat nou verplichting; het was een vriendendienst. Anja en ik waren juist hartstikke blij, want… we mochten met Eb en Reina mee het rustgebied in, en dat was normaal gesproken verboden terrein.
Achterin het dienstautootje van Eb vonden we een plekje tussen vier honden.
Ontdekking
Zo reden we naar het rustgebied. Op de voerplaats in het bos parkeerde Eb de auto. Vanaf daar gingen we een hele middag op pad. Zo’n kleine acht meter van elkaar af lopend trokken we in één lijn door het bos heen en weer. Heuvel op, aan de bosrand terug heuvel af, voorbij de auto verder heuvelafwaarts, bij de andere bosrand omdraaien en weer heuvel op, aan het eind bij de eerste bosrand klaar om terug te gaan, totdat… Anja verderop in het rustgebied, op het open veld ineens iets ontdekte. Een blik door de kijker bevestigde wat ze zag: een geweistang.
‘O kijk, daar ligt er eentje. Mag ik hem halen?’
Eb reageerde met een nuchter ‘Waarvoor denk je anders dat je hier mee bent?!’
Onzichtbare stang
De derde keer dat we heuvelopwaarts liepen, riep Eb iedereen op te stoppen. ‘Yvonne, kijk eens goed,’ zei hij.
Hoe ik ook keek, ik zag niets anders dan dikke dennen en op de bodem daartussen een formidabele hoeveelheid uitgewaaide takken.
‘Kijk nog eens goed,’ drong Eb aan. Hij wilde mij alle eer geven de tweede afwerpstang op te rapen.
Nog steeds zag ik niets. Eb kwam ietwat korzelig naar me toe, maar eenmaal vlakbij begon hij hard te lachen. ‘Verrek, nu zie ik het ook. Je kunt hem vanaf hier niet eens zien.’
Ook Reina en Anja konden de stang, die tussen takken aan de voet van een flinke grove den lag, niet ontwaren. Pas toen ik naast de boom was gaan staan, zag ik hem en kon ik hem oppakken.
‘Sjouw hem maar mee, totdat we weer in de buurt van de auto zijn.’
Een prestatie
Met vorsende blikken begaven we ons over de hindernisbaan van takken, takken en nog eens takken. Zo lopend en soms struikelend kom je er snel achter, wat voor een gewicht een hert het grootste deel van het jaar op zijn kop heeft staan – en dan heb je maar de helft daarvan voor slechts korte tijd in je handen. Chapeau voor de geweidragers! Wat een prestatie leveren ze jaar in jaar uit.
Heuvel op en heuvel af baanden we ons een weg door het af en toe amper begaanbare bos. Het was zaak goed tussen de afgewaaide takken te kijken om vooral niets te missen van wat er zou kunnen liggen. In het centrum van het bos was het terrein open en daardoor overzichtelijk; daar verliep het zoeken een stuk sneller.
Her en der in het bos zelf lagen trouwens minder takken. Die stukken terrein gebruikten de herten kennelijk graag, want ineens bleek ik een behoorlijk recht wissel te volgen dat onlangs belopen was. Scherp afgetekende prenten, glimmend boonsel… en toen hoorde ik mijn eigen triomfkreet: ‘Hebbes!’
Ik ontfermde me onmiddellijk over de stang. Zeven meter van me af riep Anja: ‘Hé, hier ligt er nog één!’
We hadden een compleet span gevonden. Eb was er maar wat verguld mee. Ook hij en Reina vonden links en rechts afwerpstangen. Daardoor was het zaak de oogst zorgvuldig bij de vier honden achterin het dienstautootje te stapelen, zodat Anja en ik er ook nog een plekje konden vinden. Het was passen en meten, maar wat maakte het uit. We hadden een topmiddag gehad. Eb had ons geen groter plezier kunnen doen. Moe maar voldaan keerden we op Everwijnserf terug. Terwijl Reina thee ging zetten, hielpen Anja en ik Eb met het uitladen van een stevige stapel stangen. Goede vrienden zijn goud waard.