Met de hakken in het zand – Deel 6 – Slot

De keerzijde van het natuurbeheerverhaal…

Toen de landbruggen in de Middellandse Zee verdwenen en als gevolg daarvan Corsica en Sardinië eilanden werden, raakten de populaties van elkaar geïsoleerd. De landbouwende en nederzettingen bouwende mens eiste steeds meer land op, waardoor voor de schapen steeds minder leefruimte overbleef. Dat grootgrondbezitters in West-Europa moeflons als jachtwild importeerden, betekende – als geluk bij een ongeluk – hun redding. Werden enerzijds op de eilanden dieren weggehaald (‘ongeluk’, want de daar aanwezige bestanden werden nog kleiner), in nieuwe leefgebieden konden ze zich voortplanten en zich uitbreiden (‘geluk’).

Dit succes kwam echter pas na ‘opstartproblemen’; de moeflons kwamen veelal terecht in gebieden, waar rotsen (nagenoeg) afwezig waren. Juist het gebrek aan rotsbodem brak hen op. Waar een keiharde bodem de hoeven doet slijten, laat een zachte bodem de hoeven ongemoeid. Deze kunnen dan onbelemmerd doorgroeien, wat lopen bemoeilijkt of zelfs onmogelijk maakt. Gedurende enkele decennia heeft de natuur dit euvel vanzelf weggewerkt; bij verreweg de meeste moeflons groeien de hoeven niet meer door.

Waar moeflons ongestoord kunnen grazen en knabbelen, krijgen vliegdennen weinig kans groot te worden – Foto: ©Yvonne Arentzen

Waar moeflons ongestoord kunnen grazen en knabbelen, krijgen vliegdennen weinig kans groot te worden – Foto: ©Yvonne Arentzen

Populatie weggevaagd

Of de soort zich definitief in West-Europa kan handhaven, is nog maar de vraag. Achttien jaar voordat Anton Kröller op De Hoge Veluwe moeflons introduceerde, waren er in 1903 in Duitsland ten oosten van Lüneburg van deze wilde schapen uitgezet. Ze ontwikkelden zich tot een populatie van driehonderd dieren. Het bijzondere aan deze moeflons was, dat er nooit kruisingen met huisschapen of andere schapenrassen hebben plaatsgevonden. Ze hadden dus nog het oorspronkelijke genenmateriaal aan boord, waren raszuiver. Sinds de komst van de wolf is deze populatie compleet weggevaagd. Ook in de deelstaat Saksen (Muskauer Heide) is de moeflon door toedoen van de wolf verdwenen (www.morgenpost.de/web-wissen/article216974497/Wildschafe-fallen-Woelfen-zum-Opfer.html).

Hoewel moeflons al decennia lang in West-Europees laagland en bergachtige terreinen leven, wijst hun vluchtgedrag nog altijd op hun oorspronkelijke leefgebied: bergen en rotsen. Wordt een moeflon aangevallen, trekt hij een razendsnelle, korte sprint bergopwaarts en blijft daarna op een voor zijn belager onmogelijk of slechts met heel veel moeite te bereiken (overhangende) rots staan. Eenmaal op veilige hoogte kijkt hij om. Wat een luxepositie. Hij kan de verrichtingen van zijn vijand perfect in de gaten houden. Lang vluchten is in de bergen niet noodzakelijk en zit daardoor zogezegd niet in het systeem van de moeflon.

Hoe anders vergaat het hem op (min of meer) vlak terrein. Hij vlucht even, blijft staan – meestal ook nog eens in gezelschap van een (groot) aantal soortgenoten – en kijkt om naar de wolf die het op hem of een van zijn metgezellen gemunt heeft. Hij ziet de wolf dichterbij komen. Wat nu? Lang vluchten kan hij niet, dus… voordat hij het weet, voelt hij ergens in zijn lijf een scherp setje tanden en kiezen.

Al zou een moeflon lang willen vluchten, met zijn gedrongen lichaamsbouw is hij er technisch niet toe in staat. Wolven zijn gebouwd als echte ‘duursporters’. Ze draven met een vaartje van tien tot twaalf kilometer per uur en houden dat makkelijk lange tijd vol. Sprinten kunnen ze ook. Mocht het nodig zijn, kunnen ze voor een korte periode met vijftig kilometer per uur door het terrein snellen.

Aan deze dierentuinwolven zie je het niet af, dat ze perfecte sprinters zijn, al moet de sprint niet al te lang duren  – Foto: ©Anja Arentzen

Meest effectief 

Natuurlijk hebben ze wel genoeg prooidieren nodig om in leven te blijven en zojuist genoemde prestaties keer op keer te kunnen leveren. Uit onderzoek is gebleken, dat wolven een voorkeur hebben voor een paar diersoorten, die in hun territorium goed vertegenwoordigd zijn, het makkelijkst te bereiken en het meest effectief te bejagen. Kortom, de slimme wolf gaat voor de weinig weerbare moeflon. Is deze er niet meer, schakelt hij over op een andere prooidiersoort; dan mogen onder meer jonge, oude, zwakke of zieke reeën, edel- en – mits voorradig – damherten zich op zijn belangstelling verheugen.

Vindt hij ook hier niets meer van zijn gading, komt zijn aard als ware opportunist naar boven. De wolf kan zich namelijk ook prima redden in een sterk door de mens beïnvloede omgeving. We hoeven ons er dan niet over te verbazen, wanneer hij tussen afval op zoek gaat naar iets eetbaars of… zijn begerige blik werpt op Flappie in het konijnenhok dat voor de kids in de achtertuin is gezet, Felix de kat die zich onzichtbaar probeert te maken tussen de struiken of  trouwe viervoeter Max die ‘s nachts in een niet al te best afgesloten kennel van dromenland naar de eeuwige jachtvelden verhuist.

Kortom, de vrees van baron Van Voorst tot Voorst, dat de wolf de moeflons op De Hoge Veluwe wel eens als sneeuw voor de zon zou kunnen laten verdwijnen, is zeker niet ongegrond. Dat de wolf in het Nationale Park niet welkom is, vind ik – gelet op het beleid de aanwezige moeflonpopulatie in stand te houden, omdat deze in staat is gebleken open terreinen open te houden – alleszins begrijpelijk. Het zal duidelijk zijn, dat ik deze keuze ook zeer zeker aanvaardbaar vind. Of er een mogelijkheid gevonden kan worden de wolf daadwerkelijk buiten de poort te houden, zal de tijd leren.

De wolven die uit eigen beweging de weg naar Nederland hebben gevonden, blijken zich vooralsnog elders op de Veluwe zozeer thuis te voelen, dat ze een gezinnetje gesticht hebben. De welpen, die dit jaar geboren zijn, zullen mettertijd hun eigen territorium gaan zoeken en naar alle waarschijnlijkheid gaan vinden, wanneer wij als mens hen de kans geven dit in alle rust te doen. Niemand kan voorspellen, waar dat zal zijn. Laten de wolven zelf maar duidelijk maken, of ze zich definitief in Nederland willen vestigen. Wat mij betreft zijn ze een grotere aanwinst voor de Nederlandse natuur dan de zoveelste grote grazer die ergens op een ‘postzegeltje te maaien grond’ binnen het zoveelste raster wordt losgelaten.

Tot slot nog dit…

Hoewel ik in een grijs verleden met heel veel plezier heb mogen werken in het Nationale Park, heeft De Hoge Veluwe mij niet verzocht deze tekst te schrijven. Ik heb geheel voor eigen rekening de trom geroerd, omdat ik van mening ben, dat het hoog tijd werd een tegengeluid te laten horen na de kritiek die over mijn voormalige werkgever is uitgestort. Een keerzijde van het natuurbeheerverhaal – mijn persoonlijke visie op de (Hoge) Veluwe en keuzes die beheerders, ook elders in Nederland, gemaakt hebben – moest ook maar eens voor het voetlicht gebracht worden. De gekraakte noten zijn daarmee zonder uitzondering allemaal van mijn privénotenboompje afkomstig!

Tekst: ©Yvonne Arentzen

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2019/09/11/met-de-hakken-in-het-zand-deel-6-slot/