Welke veranderingen zal de komst van de wolf hebben voor het ecosysteem?
Van het proefschrift Wild ungulates as forest engineers van Juan Ignacio Ramirez Chiriboga stond in De Gelderlander van 18 november (wild-plan-zet-wolven-uit-op-veluwe-als-middel-tegen-schade-door-zwijnen-en-herten) een zeer beknopte samenvatting, waarover ik in drie eerdere bijdragen voor De Veluwenaar mijn licht heb laten schijnen. Lees meer…
Omdat ik nog wat meer noten op mijn zang heb, breng ik nu de wolven voor het voetlicht…
De Gelderlander citeert Ramirez Chiriboga. ‘Nu hebben de wilde hoefdieren op de Veluwe geen natuurlijke vijand,´ zegt hij, ‘De wolf jaagt niet alleen op dieren, maar zorgt ook voor een sfeer van angst. Dieren zullen dus niet meer het gehele landschap gebruiken en minder jonge bomen begrazen, omdat zij bang zijn door een wolf te worden gegrepen.’
Op 1 maart 2019 schreef een blije boswachter Lennard Jasper over de terugkeer van de wolf in Nederland (boswachtersblog.nl/veluwe/2019/03/01/de-wolf-is-terug). In een van de commentaren eronder vroeg ik me af: welke veranderingen zal de komst van de wolf hebben voor het ecosysteem? Zal het terreingebruik door grazers drastisch veranderen? Zullen daardoor andere planten een kans krijgen wanneer begrazing ineens (voor een groot deel) uitblijft? Lennard reageerde hier als volgt op: ‘De wolf gaat zelf bepalen hoe groot de territoria worden en hoeveel roedels er zouden kunnen leven. Veel antwoorden komen dus van de wolven zelf. (…)
Wij als mens willen graag veel weten maar we hebben 140 jaar niet meer samen geleefd met de wolf en de condities zijn veranderd. (…) Voor prooidieren als edelherten, reeën en wilde zwijnen zal er zeker wat veranderen als de wolven langere tijd blijven en welpen krijgen. Er ontstaat dan een landschap van angst, waarbinnen ze meer moeten bewegen door het gebied om niet gepakt te worden. Daardoor wordt de begrazing in de natuur dynamischer en gevarieerder, waardoor er op bepaalde plekken bijvoorbeeld weer ruimte ontstaat voor loofbomen en struikgroei.’
Landschap van angst
De belangrijkste factor die het gedrag bepaalt van prooidieren – waartoe onder meer hoefdieren behoren – is het gevaar, dat de prooidieren linken aan een bepaalde plaats en/of een bepaalde tijd. Aan de hand daarvan bepaalt bijvoorbeeld een edelhert, of het het risico waard is een bepaalde plaats vanwege de aanwezigheid van voedsel, gelegenheid om in alle rust te kunnen herkauwen of voortplantingsmogelijkheden te bezoeken. Veiligheid gaat voor alles. Anders gezegd: het leven wordt in zekere zin geregeerd door angst.
Het gebied waarin prooidieren met in hun nek de hete adem van predatoren leven, is een landschap van angst (in Engelstalige vakliteratuur landscape of fear genoemd). Het gebruik van dit landschap passen de prooidieren aan aan hun angst om verrast te worden en vanwege een (te) late reactie te eindigen in de muil van predator. Het is daardoor heel logisch om te redeneren: wilde zwijnen, edelherten en reeën zullen op hun hoede zijn voor wolven en hun gedrag daarop aanpassen – ze zullen de vijand preventief vermijden (bepaalde delen van een gebied vanwege de aanwezigheid van wolven mijden en hun toevlucht zoeken tot andere delen van hun leefgebied) en bij direct contact op de vlucht slaan. Heel kort door de bocht: de wolf zaait niet alleen dood en verderf, maar ook angst. Ziedaar, de wolf creëert een landschap van angst.
Geen optimaal gebruik
Maar… voordat de wolf in Nederland terugkeerde, maakten de wilde hoefdieren al geen optimaal gebruik van het landschap waarin ze leefden. Denk maar eens aan de al decennia geleden geconstateerde en onuitroeibaar gebleken verminderde zichtbaarheid van edelherten. De dieren blijven liever met een lege pens in de daginstand, dan dat ze gaan foerageren op open terrein, waar ze plotseling verrast kunnen worden door de zich vaak onvoorspelbaar en onberekenbaar gedragende ‘paniekzaaier’: de mens!
En zelfs in de ‘veilige’ daginstanden zijn de herten hun leven niet zeker, want er zijn al tientallen jaren mensen die geen enkele boodschap hebben aan verbodsbordjes en plompverloren rustgebieden binnendringen, of die ‘gewoon´ tussen zonsondergang en zonsopgang de natuur in trekken (wandelen, nacht-atb’en, bushcraften, wildkamperen, wild stropen, fotograferen) en het aantal zogenaamd ‘rustige’ uren voor de dieren tot (vrijwel) nul terugbrengen. Kortom, door de komst van de wolf ontstaat er geen landschap van angst, want dit landschap van angst is er al!
Averechts effect
In eerste instantie ontstond het landschap van angst door de jacht (jachtstrategie, jachtsoorten, jachttijden e.d.). De mens bepaalde – en bepaalt nog altijd – daarmee wat betreft de bejaagde diersoorten
- waar ze mogen leven
- in welke dichtheden ze mogen voorkomen
- welk gedrag ze vertonen
In gebieden waar wild niet of slechts gedurende een korte periode bejaagd wordt, is het ook overdag te zien en is/lijkt het minder schuw voor de mens. Terughoudendheid bij de jacht is van groot belang; het wild moet de jager (= predator mens) zo min mogelijk met gevaar associëren. De mens is echter niet alleen als jager in natuurgebieden actief, maar ook als recreant of toerist. Wanneer outdooractiviteiten uitgesmeerd worden over ruimte en tijd, blijven er voor het wild minder terreingedeelten en momenten over om ongestoord te kunnen leven.
Hoe goed bedoeld het ook moge zijn, de gedachte van natuurbeheerders natuur te kunnen beschermen met het organiseren van allerlei evenementen, waar veel mensen op afkomen, heeft in mijn ogen een averechts effect. Tijdens zulke – vaak ook nog eens grootschalige – evenementen fungeert de natuur doorgaans als een soort huiskamer waar je je naar hartelust in kunt uitleven (atb-toertochten, hardloopevenementen, midwintermarathon, trouwerij middenin het bos e.d.). De deelnemers denken dan al gauw: de natuur is er voor mij – ik kan en mag ermee doen wat ik wil. Zulke mensen worden geen natuurliefhebbers, maar worden botweg gesterkt in consumentengedrag.
Met mate wildplukken?
Als iedereen gaat wildplukken omdat het ‘kan en mag’ blijft er voor de dieren die in en van de natuur moeten leven steeds minder te eten over. Waarom mag ik ‘s nachts niet op eigen houtje de natuur in, omdat dat verstoring teweegbrengt; er zijn immers ook nachtsafari’s? En waarom mag ik alleen maar onder leiding van een gids struinen, wanneer op eigen gelegenheid het een en ander ontdekken zoveel leuker is?
Onvoorspelbaar en onberekenbaar
Geloof het of niet, er zijn heel veel ‘natuurliefhebbers’ die zo redeneren en als ongeleide projectielen de natuur onveilig maken. Totaal onvoorspelbaar en onberekenbaar voor het wild. Vrijetijdsactiviteiten buiten regelmatig bezochte terreindelen (mountainbiken in stiltegebied, struin-excursies e.d.) zijn voor de dieren onvoorspelbaar en daardoor angstaanjagend, bedreigend. Is het dan nog vreemd, dat de mens met vlag en wimpel angstfactor nummer één is en blijft?
Ondertussen moeten die dieren zich wel zien te redden in de achteraf gelegen en (nog) weinig bezochte terreindelen gedurende de weinige rustige uren die hen resten. Het landschap van angst is er dus al en zal ook nooit verdwijnen. Met de komst van de wolf is er echter een andere angst aan toegevoegd: angst voor de predator op vier voeten.