Rol van de wolf in het landschap en die van de mens…
De belangrijkste factor die het gedrag bepaalt van wilde hoefdieren is het gevaar, dat ze linken aan een bepaalde plaats en/of een bepaalde tijd. Anders gezegd: ze stemmen hun terreingebruik en tijdsindeling af op hun angst voor predatoren, waartoe ze ook de mens rekenen. Uit buitenlands onderzoek is naar voren gekomen, dat bij roodwild het stresshormoonniveau zelfs in gebieden waar relatief veel wolven voorkomen lager kan zijn dan in gebieden waar de mens voor sterke verontrusting zorgt.
In Polen deed men onderzoek naar stresshormonen in mest van rood- en reewild. De uitkomst was, dat stresswaarden in gebieden met wolf en lynx lager waren dan in gebieden waar beide soorten predatoren niet voorkwamen, maar waar wel sprake was van hoge jachtdruk door de mens, een dicht wegennet en bewoning. Doordat gebieden in Polen met grote predatoren in de regel weinig ontsloten zijn en weinig door mensen gebruikt worden, kunnen de prooidieren daar ook ongestoorder hun risicomijdend gedrag vertonen. Kortom, stress ontstaat niet alleen door de aanwezigheid van predatoren, maar in eerste instantie door menselijk ingrijpen.
De rol van de wolf in het landschap van angst is daardoor van minder invloed op de wilde hoefdieren dan de rol van de mens die in dat landschap allerlei activiteiten ontplooit. Met zijn veelvoud aan activiteiten vormt de mens voor de (prooi)dieren een onvoorspelbare en onberekenbare risicofactor, en daarvan weten ze niet, of daar wel of geen gevaar van uit gaat. Daarom kiezen ze uit lijfsbehoud voor veiligheid en gaan ze confrontaties waar mogelijk uit de weg.
De mens is in staat gebleken het (angst- en risicomijdend) gedrag van de wilde hoefdieren sterker te sturen dan de wolf dat doet. Betekent dit automatisch, dat de wolf daardoor geen of maar weinig invloed zal hebben op het ruimtegebruik en de tijdsindeling van zijn prooidieren? Nee, zeker niet.
Wolven leven in groepen (roedels), die elk een eigen territorium bezetten. De grootte van een territorium ligt tussen de 140 km2 (in Zuid-Europa) en 950 km2 (in Noord-Europa). In de Lausitz (Duitsland) bezetten twaalf wolvenroedels territoria met een gemiddelde grootte van 215 km2. In Oostenrijk vestigde het eerste wolvenpaar dat jongen grootbracht zich op het militaire oefenterrein Allentsteig (157 km2). De ‘rekbaarheid’ van de territoriumgrootte hangt af van het totale voedselaanbod ter plaatse, terreinomstandigheden, groepsgrootte en de afstand tot concurrerende wolvenroedels. Bij de dagelijkse trektochten gebruikt een roedel vaak maar zo’n 10% van het territorium, waarbij de wolven op achtereenvolgende dagen verschillende delen van dat gebied bezoeken.
Op die manier kunnen ze door hun hele territorium patrouilleren en de grenzen ervan regelmatig van nieuwe markeringen voorzien. Deze markeringen bestaan vaak uit keutels die ze op opvallende plaatsen (onder andere midden op paden en op kruispunten van wegen) deponeren.
Bijkomend voordeel van het patrouilleren door diverse territoriumgedeelten is een grotere kans op een succesvolle bekroning van de jacht; prooidieren die kort tevoren bejaagd zijn, zijn namelijk alerter en slaan eerder op de vlucht, waardoor ze moeilijker te pakken zijn. Dan is het natuurlijk heel handig om her en der verspreid over het grote territorium verschillende voedselvoorraadjes aan te kunnen spreken.
Wolven verorberen hun prooidieren nooit helemaal. Ze kunnen wel grote hoeveelheden in één keer opeten: tot wel een kleine 10 kg!
Onderzoek in het Poolse Bialowieza wees uit, dat per wolf dagelijks zo’n 5,3 kg vlees in de hongerige maag verdwijnt. Volgens andere studies heeft een wolf om te kunnen overleven per dag 2 – 3 kg vlees nodig. Prooidieren bestaan echter niet alleen maar uit vlees, maar ook uit vel, botten en inwendige organen.
Biomassa
Dit alles vormt de biomassa van een prooidier. In Polen kwam men bij berekeningen wat betreft de voedselbehoefte uit op gemiddeld 7,7 kg biomassa per dag per wolf. Omgerekend naar een gemiddelde biomassa van 55 kg per prooidier – dat is ongeveer een edelhertenkalf – heeft een wolf op jaarbasis tot wel 50 prooidieren nodig om te kunnen overleven in een leefgebied van 150 – 300 km2. Is de dagelijkse voedselbehoefte 3 – 4 kg prooidier per wolf, dan ‘verslindt’ hij op jaarbasis een slordige 1500 kg aan vlees, huid en botten, wat neerkomt op ongeveer 130 reeën of 35 edelherten (berekend naar gewicht van ontweide dieren verdeeld over alle leeftijdsklassen). De daadwerkelijk buitgemaakte hoeveelheden prooidieren zijn aan schommelingen onderhevig, want
- het ene prooidier is zwaarder of lichter dan het andere (en levert daardoor meer of juist minder voedsel op)
- een jonge wolf heeft voor zijn groei verhoudingsgewijs meer voedsel nodig, een drachtige wolvin ook
- een wolf die gestoord wordt tijdens het eten, zal zijn buit achterlaten en vanwege zijn voedselbehoefte op zoek moeten naar een andere prooi
- jagen kost energie en die moet op peil blijven om te kunnen blijven leven en jagen
- er kan ergens in het territorium een kadaver liggen dat (ook nog) opgegeten kan worden
Hoe je het ook wendt of keert, de komst van de wolf drukt onmiskenbaar zijn stempel op de aantallen wilde hoefdieren die er op de Veluwe rondlopen. Een en ander heeft directe consequenties voor
- de jacht (hoe lang blijven de resultaten van jaarlijkse grofwildtellingen ‘houdbaar’ wanneer wolven telkens de aantallen ‘afromen’ en de aan de hand van de voorjaarsstand berekende aanwas ‘kortwieken’ en welke gevolgen heeft dit voor de jaarlijkse afschotplannen?), en
- de minimumaantallen wilde hoefdieren die op de Veluwe moeten leven om een of meer wolvenroedels in stand te (kunnen) houden (lees: van voldoende voedsel te voorzien) en van vee weg te houden).