Het oehoe-geluid roept herinneringen op aan een aardig voorval…
Al vanaf begin februari hoor ik regelmatig ’s nachts de bosuil roepen en ieder jaar zit hij niet ver bij ons vandaan in het bos. De bosuil broedt overwegend in boomholtes en begint al vroeg in het jaar (februari of maart) met nestelen. Het overbekende oehoe-geluid dat het mannetje maakt, roept ook bij mij herinneringen op aan een aardig voorval.
Door de knieën
Het is zeker alweer meer dan dertig jaar geleden, wij woonden destijds in Barneveld, dat er twee jongetjes voor de deur stonden met een doos. In de doos bevond zich een jonge bosuil, meer dood dan levend. Het beestje was gevonden in de buurt van een aantal reigernesten. Twee paar ogen keken mij vragend aan, of ik hem beter kon maken? Dan ga je uiteindelijk toch door de knieën en probeer je er het beste van te maken!
Beste maatjes
Weer terug nu naar de gewonde jonge bosuil. Trouwens, ook bij mijn natuurvriend Gerrit de Graaf uit Barneveld, bleek achteraf iemand eenzelfde gewonde vogel te hebben gebracht. Zoals Gerrit al vermoedde, zien ook reigers, uilen als een bedreiging. Het uiltje was van alle kanten gepikt door de reigers, ook z’n oogjes zaten bijna dicht van het opgedroogde bloed.
Ja, wat moet je er nou mee aan, is je eerste gedachte. Maar ik had al eens een kerkuil en een steenuiltje er weer bovenop geholpen, dus zo’n bosuil moest ook kunnen, dacht ik bij mezelf. Eerst maar eens met wat water proberen en daarna wat fijngesneden kippenvlees met een pincet in het snaveltje duwen. Na een aantal dagen begon onze uil zichtbaar op te knappen.
Op blote hand
We gingen muizen voor hem vangen en na enkele weken waren we de beste maatjes met elkaar. Zodra ik me liet zien, klonk het: “Oe-èt, goeoeôh” en dan praatte ik even met ‘m. Hij zat dan gewoon op m’n blote hand (zie foto onder). Als ik weer weg ging, zat hij rustig op zijn tak in de grote volière. Wat er ook om hem heen gebeurde, het raakte hem niet. Na een aantal weken pakte hij de dode muizen zo uit m’n hand en schrokte ze dan zo ineens naar binnen.
Nuttige vogels
Bosuilen zijn echte nachtvogels, die in onze omgeving nog aardig vaak gesignaleerd worden. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit kleine zoogdieren, vogels en kikkers. Ze hebben voor de opbouw van hun lichaam en in verband met hun spijsverteringsorganen zogenaamd haar- of veervlees nodig. Alles wat in de uilenmaag niet verteert, wordt na de maaltijd uitgespuwd in de vorm van grijzige, viltige proppen. Dat zijn de braak- of uilenballen.
Duizenden en nog eens duizenden van die braakballen zijn wetenschappelijk onderzocht en daardoor kwam men nauwkeurig op de hoogte van de aard van het uilenmenu. De braakballen bestaan voor 90 % uit haar, schedelresten, tandjes, nagels en allerlei kleine botjes van muizen. Soms vindt men er de resten van een rat, kikker of kleine zangvogel in terug. Uilen zijn dus bijzonder nuttige dieren, die dan ook wettelijk beschermd zijn. Wat is er nou leuker en leerzamer, om bijvoorbeeld samen met de kinderen deze braakballen uit te pluizen en dat zij zelf kunnen ontdekken wat voor dieren de uil heeft gegeten.
Bijgeloof
Door de oude Grieken werd hij vereerd als het symbool der wijsheid. Maar bij de oude Veluwenaars was hij een aankondiger van naderend onheil. Als er ‘s nachts een uil om het huis vloog, zou er binnen afzienbare tijd iemand sterven. In het boekje “Sagen en legenden deel 3”, lezen we het volgende op bladzijde 82; “Wat de uilen aangaat, speelde het bijgeloof een belangrijke rol in de van generatie op generatie overgegane angst voor en afschuw van die stiekeme, in schemering en avond doodstil rondvliegende spookvogels. En dan dat griezelige geroep! Uilengekras in avond of nacht kondigt net als hondengehuil de dood aan. Men kon er op rekenen, dat zich weldra een sterfgeval in de naaste omgeving zou voordoen.
Het diepgewortelde bijgeloof is wel verklaarbaar. Bij een ernstig zieke wordt in de regel ‘s nachts gewaakt en men laat in de kamer gewoonlijk licht branden. ‘t Gebeurde niet zelden, dat een rondvliegende uil op het uitstralende licht afkwam en dicht bij het raam zijn roep liet horen. Als nu kort daarop de ernstig zieke patiënt stierf, heette het al spoedig: O ja, dat kon je wel verwachten. De wakers hadden ‘t al gezegd, zij hadden ‘s nachts de uil horen roepen en die had de dood al aangekondigd! Vandaar, dat op het platteland met de uilen korte metten werd gemaakt als men ze te pakken kon krijgen.”
Terug naar het bos
Zo zijn we alles bij elkaar genomen weer heel wat wijzer geworden, maar zo’n uil kan natuurlijk niet de rest van zijn leven in een volière blijven zitten. En zomaar loslaten in het bos is al helemaal fout, hij moet nog leren om zelf zijn voedsel te vinden. Hij moet echt leren jagen, dus na zo’n kleine tien weken togen we destijds – samen met onze uil – naar een bevriende boswachter in Renkum. Want wie zou hem dat beter kunnen leren dan onze goede vriend, boswachter en valkenier Jan Willems?
Hier voelde de uil zich al spoedig op zijn gemak, want daar kwam hij ook zijn broertje tegen. De jonge bosuil van Gerrit de Graaff was al eerder hier gebracht. Mede dankzij onze kleine bijdrage en die van boswachter Jan Willems uit Renkum, konden beide uilen later weer rondvliegen in de vrije natuur!
***
Boswachter Jan Willems (1949) vertrok later naar het Lauwersmeergebied. Hij schrijft verhalen, over zijn passie voor de jacht en de magie van de onze eigen en buitenlandse natuur. Jan Willems heeft meerdere boeken op zijn naam staan, waarin hij zijn leven in de natuur met de lezer deelt.
Lees ook: Met valk en geweer, jachtverhalen van een boswachter
______________________________________________________________________________________________________________________
Eerder gepubliceerd in: De Veluwenaar – 4e jaargang – No: 2 – April 1996