Omstreeks eind april 2020…
Stond ik in een polderlandschap te posten op de terugkeer van overwinterende zangvogels zoals o.a. Gele kwikstaart, Roodborsttapuit, Grasmus, Kneu Putter enz. Het was natuurlijk de bedoeling om met mijn mobiele schuilhut (lees auto) vanuit het geopende portierraam en met de telelens op de rijstzak één- of meerdere van deze schitterende kleurrijke zangvogels te kunnen platen.
Na enige tijd te hebben gepost, had ik het geluk aan mijn zijde. Plotseling streek aan de overkant van de rustige polderweg een Gele Kwikstaart naast mijn bolide op de afrasteringsdraad van het grasland. Direct manoeuvreerde ik de telelens in positie van het begerenswaardige onderwerp. Oeps… precies na twee opnamen was de gele vogel met zijn karakteristieke wipstaart weer letterlijk en figuurlijk als sneeuw voor de zon verdwenen. Direct hierna op de monitor van mijn camera nieuwsgierig zitten loeren of de prent de toets van kwaliteit kon doorstaan. Dat zag er niet verkeerd uit!
Tijd om te verkassen
Na de eerste fotoreeks van de Gele Kwikstaart had ik geruime tijd “geen veer” meer waargenomen. Dus werd het tijd om te verkassen om het geluk elders te beproeven. Daarvoor had ik een klein parkeerplaatsje op het oog van een onverhard zandweggetje. Dergelijke weggetjes kunnen sinds mensenheugenis bij een buurtschap bekent staan tot: “Recht van Overpad & Dienstbaarheid” als uitvloeisel van een : Schoolpad, Kerkpad, Lijkweg, veepad, pad gebruik landbouwmachines voor land bewerking en oogsten landbouwproducten en etc.
Ik had mijn bolide aldaar nog maar nauwelijks geparkeerd of ik zag een aantal Putters, alias Distelvinken foerageren op de restanten ingedroogde zaden van een lijsterbes-struik. Maar ja, om een Putter geheel vrij van vervelende takjes in het schootsveld van mijn camera te krijgen, bleek fototechnisch een ander verhaal. Om heel eerlijk te zijn heb ik daarom maar met het stempelkussen als tool van het fotoshop-programma slechts één enkel takje weg gestempeld.
Juiste vogelsoort
Toen ik nog stond te posten, dook er plotseling als bij dezelfde bosschages een vogeltje op, die ik niet direct herkende. Dat komt bij het vogelen wel meer voor. Vooral als ik alleen maar wijs op het geringe verschil van uiterlijke kenmerken bij o.a. Fitis / Tjiftjaf of Grasmus / Braamsluiper en-of Buizerd / Wespendief enz. Daarom blijft het spannend om na een foto expeditie -terug uit het veld- met de vermaarde oude vogelgids van Peterson/Kist in de aanslag, de naam van de juiste vogelsoort op te zoeken. Een aspect is min of meer een zekerheidje dat men aan de hand van de snavel de doelgroep van bijvoorbeeld zaadeters met een kegel-achtige snavel, insecteneters met een pincet-achtige snavel, dan wel roofvogels met de karakteristieke haaksnavel kan vaststellen.
Snavels
Al hoe wel; het bruine vogeltje op de foto hierboven met zijn opvallend witte keelvlek staat volgens opsteller dezer te boek als “Grasmus”. Dus een denkbeeldige zaadeter ligt voor de hand gelijk als naamgenoot Huismus en Ringmus met een kegelachtige snavel. Maar… de natuur blijkt zo nu en dan grillig opdat de Grasmus is voorzien van een duidelijk pincet-achtig snaveltje. Dus onmiskenbaar een insecteneter.
Daarom is de natuur in zijn algemeenheid- en vogelen in het bijzonder, ook zo boeiend. Helemaal als men zich realiseert dat de kleine Grasmus voor zijn overwinteringsgebied in Afrika zelfs de gortdroge en voedselarme Sahara-woestijn oversteekt. Dan is het niet verwonderlijk dat onder deze vogelsoort door ornithologen veel uitval wordt ingecalculeerd.
Lees ook: Posten op terugkeer overwinterende vogels – Deel 2 – Slot