Het leven van een natuurbeheerder gaat niet over rozen…
Om natuurlijke bosverjonging de kans te geven uit te groeien tot bos is het nodig de graasdruk van grofwild onder controle te houden. Alleen dan – en/of met behulp van rasters – kunnen de jonge boompjes voorspoedig groot worden en de takken buiten het bereik van hapgrage herten-, reeën- en moeflonmondjes geraken.
Begrazing
Globaal bestond het leefgebied voor het grofwild op De Hoge Veluwe uit
- ongeveer 1500 ha gesloten bos waarin onder meer gestreefd werd naar natuurlijke verjonging van inheemse boomsoorten
- ongeveer 3500 ha open en halfopen terrein met heide, grassen, korstmossen en spontane opslag van vooral vliegdennen
Beheersmaatregelen
In een natuurlijke situatie groeit (half)open terrein geleidelijk dicht; het wordt uiteindelijk bos. Wanneer je dat als beheerder niet wilt, ontkom je er niet aan beheersmaatregelen als maaien, plaggen, branden en begrazen toe te passen. De gemiddelde Nederlander denkt bij begrazing onmiddellijk aan (half)tamme grote grazers als Schotse Hooglandrunderen, Konikpaarden en Exmoorpony’s. Met zulke ‘extensieve veehouderij’ – liefst op elke ‘postzegel “natuur”grond een koe of knol’ die tegen de klippen op vergrassing en verbrandneteling tegen moet gaan – hou je ‘natuurlijk’ wel een beetje de idylle van Nederland als boerenland in stand. De Hoge Veluwe heeft nog een poosje gespeeld met de gedachte pony’s als grasmaaiers in te zetten, maar uiteindelijk gekozen voor Deense Heidekoetjes.
Moeflons en edelherten zijn echter ook prima grazers! De gemiddelde Nederlander ziet deze beestjes eerder als fotomodel of als acteur in een meeslepend drama als de hertenbronst.
Gerichte maatregelen
Edelherten, moeflons en reeën eten niet alleen gras, maar ook blaadjes en twijgjes van jonge bomen. Ga je als beheerder voor bosverjonging, zul je in het bos de aantallen dieren die van al het kostelijke en vooral kostbare groen snoepen zo laag mogelijk moeten zien te houden. Dit betekent in de praktijk: niet meer dan zo’n twee dieren per 100 ha.
Op (half)open terrein mogen er gerust veel meer (wel zo’n tien per 100 ha) aanwezig zijn, want daardoor is de graasdruk hoog en helpen ze de beheerder een handje bij het openhouden van het terrein. Vele mondjes maken daar in dit geval licht werk.
Dieren weren uit het bos en binden aan (half)open vlaktes is makkelijker gezegd dan gedaan. Er zijn gerichte maatregelen voor nodig om de gewenste ongelijke verdeling over het terrein voor elkaar te krijgen. Rustgebieden binnen en naast terreingedeelten waar naar hartelust gegraasd mag worden zijn één middel. Wildweiden in en aan de grenzen van (half)open terreinen staan op plaats twee. Dieren op open terrein leveren een extra voordeel op: ze zijn beter zichtbaar.
Zichtbaar of onzichtbaar
Naast het terrein- en wildbeheer is het vanwege de inkomsten uit entreegeld (85% van de begroting) voor De Hoge Veluwe bittere noodzaak betalende bezoekers te vriend te houden en op de wenken te bedienen. Het publiek heeft een duidelijke wens: wild zien.
Wanneer het lukt wild te concentreren in het midden van het Park bestaat vanwege de aanwezigheid van (behoorlijk) veel dieren volop kans op observaties bij de reguliere wildobservatieplaatsen. Een stelsel van wildweiden rondom of net in de buitenrand van de rustgebieden vergroot direct rond de rustgebieden de kans op toevallige ontmoetingen met wild aanzienlijk, tenzij de dieren stelselmatig zo sterk verontrust worden, dat ze het centrum van een rustgebied als permanente dagstand kiezen en zich alleen in de schemering en ‘s nachts buiten de veilige dekking wagen. In kwetsbare gebieden met een lage(re) wildstand is de kans op een ontmoeting daardoor (veel) kleiner. Wil je als beheerder, dat recreanten als satellieten rondjes om rustgebieden gaan draaien in de hoop wild te zien?
Ontevredenheid
Wanneer het wild gelijkmatig verspreid is over het hele Park bestaat er logischerwijs overal meer kans op een ontmoeting met wild. Het loont dan te gaan wandelen of fietsen. Bij de reguliere wildobservatieplaatsen zijn er minder kansen op het zien van wild. Dit kan leiden tot ontevredenheid bij het publiek. Dit kun je als beheerder ondervangen door het wild dagelijks een portie ‘snacks’ (bijvoer) aan te bieden.
Voor de lekkere trek naar de ‘snackbar’ – daar is het wild wel voor te porren. Maar… door het middel bijvoeren in te zetten voor het plaatselijk vergroten van de wildzichtbaarheid bind je in elk geval een groep dieren voor een bepaalde periode aan een bepaalde plaats. Daarmee help je als beheerder zelf weer wat kansen op toevallige ontmoetingen om zeep. Hoe gaan ‘natuurfotografen’ hiermee om? Zullen ze ontmoetingen forceren door rustgebieden binnen te dringen?
Publiek als onzekere factor
Tot 2016 bestond op De Hoge Veluwe de gelegenheid tot struinen. Publiek kon te pas en te onpas overal plotseling ten tonele verschijnen – tot grote schrik van het wild, dat zich door zoveel onvoorspelbaarheid geen raad meer wist en van hot naar her vluchtte. Daarbij kon het terecht komen in kwetsbare gebieden, waar de beheerder helemaal niet blij mee was; gestresst wild reageert zich nogal eens af met het schillen van bomen en dat betekent bosbouwschade.
Onzekere factor
Het gedrag van recreanten blijft zelfs met een struinverbod een onzekere factor. Blijft het wild ongestoord, dan zal het zich (kunnen) verdelen zoals de beheerder dat wenst. Wordt het steeds op de huid gezeten, zal het zich ofwel concentreren op kleine oppervlakten ofwel overal naartoe kunnen uitwaaieren.
Tenslotte
Er is een categorie bezoekers, die zich van toegangsbepalingen geen lor aantrekt. Zulk volk gaat nog steeds plompverloren dwars door het terrein banjeren. Anderen hebben geen enkele boodschap aan rustgebieden en boemelen daar doorheen – meestal onder het mom van ‘daar zit het wild en daar kan ik het fotograferen’. Dit laat zijn sporen na op de verdeling van het wild over het terrein. Dan sta je als beheerder ook weer voor een lastige keuze: na het constateren van een overtreding het gesprek aangaan, voorlichting geven en polderen of direct beboeten?
Tja, het leven van een natuurbeheerder gaat niet over rozen.