Het verhaal vanaf 1934 totdat wij in 1951 in Ede terecht kwamen…
Met het onderwijzersdiploma op zak moest mijn vader eerst in militaire dienst. Hij ging naar Assen, waar hij genoot (en dat is niet sarcastisch bedoeld) van de oefeningen op de heidevelden en zandverstuivingen van het Balloërveld. Hij zwaaide er af als sergeant. Dat was in 1935.
In Almelo
Omdat er voor de onderwijzers in die crisistijd wel werk was, maar geen baan, zocht hij (net als veel andere jonge onderwijzers) een baan buiten het onderwijs. Hij werd daarom maar ambtenaar bij de belastingdienst in Almelo.
***
Huwelijk
Na de oorlogsdagen van mei 1940 van zeer dichtbij in alle hevigheid (tussen Delft en Rotterdam) te hebben meegemaakt, trouwde hij in 1941 met mijn moeder.
Zij had les gehad van dezelfde biologieleraar aan dezelfde Rijkskweekschool in Appingedam. En… zij had wel een baan gevonden in het onderwijs, maar was die door haar huwelijk met mijn vader ook al snel weer kwijt. Zo ging dat vroeger.
Na vanaf juni 1943 tot mei 1945 ondergedoken te hebben gezeten, vond mijn vader in 1946 toch een baan in het onderwijs.
.
Naar Ede
Via Sibculo (mijn geboorteplaats) en Roden kwamen wij in 1951 in Ede terecht, waar Henny Stel onderwijzer werd aan de nieuwe lagere school voor CNS: de Groen van Prinstererschool. (Zie foto linksboven.)
Mijn moeder werd er de vaste invaljuf.
*********************************************************************************************************************
Weer of geen weer
Mijn vader luisterde in Ede op zondagmorgen – voor kerktijd – steevast en heel graag naar de radiopraatjes van de hem al uit de jaren ’30 bekende bioloog drs. (vanaf 1958 dr.) Fop. I. Brouwer in het wekelijkse
VARA-programma “Weer of geen weer”, gepresenteerd door Bert Garthoff.
Brouwer besloot zijn praatjes altijd met dezelfde gevleugelde woorden:
“Zo ziet u maar weer luisteraars, dat al wat leeft en groeit ons altijd weer boeit.”
Deze zin kan ik me nog goed herinneren.
In 1974 hield Brouwer zijn 2500ste radiopraatje.
Het programma “Weer of geen weer” was de voorganger van het VARA-programma “Vroege Vogels”.
De Veluwe
Een belangrijke reden voor mijn ouders om voor Ede te kiezen was natuurlijk de nieuwe school, maar misschien nog wel belangrijker voor hen was de prachtige omgeving van Ede, de bossen en de heidevelden van de Veluwe met ook het open landschap van de Betuwe zo dichtbij.
Ze stapten (het was november 1951) op de fiets en de omgeving werd verkend.
Op de fiets
Hun eerste fietstochten in de herfst van dat jaar gingen naar Wageningen (met het mooie uitzicht over de Rijn en de Betuwe) en (op zondag 18 november) langs de (verlengde) Arnhemseweg en door het Planken Wambuis via Oud Reemst, Mossel en naar Otterlo en langs de Koeweg weer terug naar Ede.
.
Planken Wambuis
Het Planken Wambuis werd hun (en later ook mijn) favoriete natuurgebied. Ze vonden er een “eigen uitkijkplekje” bij Nieuw Reemst, waar ze (we) in stille spanning wachtten tot de edelherten tevoorschijn kwamen uit het “Het Oude Hout”. Om nooit te vergeten.
Vanuit Wageningen mocht ik in de jaren 1972- 1973 mijn studie afronden met het maken van een vegetatiekaart en een concept natuurbeheersplan van … Het Planken Wambuis. Wat een voorrecht.
Lees ook: Mijn vader en zijn Veluwe – Deel 3