Mijn vader en zijn Veluwe – Deel 9

Een verhaal voor de krant…

Later hadden Gazenbeek en mijn vader vaak contact, meestal als er weer iets bijzonders te melden was. Dan kwam Gazenbeek langs en maakte een verhaal voor de krant. Zo schreef hij in de jaren, die volgden, over de nestkastcontroles van mijn vader, het ringen van vogels en het merken van vleermuizen in de bossen rondom Ede.

Pa was in die tijd leider van de Natuurwacht in Ede. De zorg voor de witte buizerd was voor hem aanleiding om er zelf ook een verslag van te maken. Hieronder zijn verslag in het landelijke blad (het nummer van december 1954) van de Natuurwacht.

Natuur- en vogelbeschermer

Mijn vader was een natuurbeschermer in het algemeen, maar toch vooral een vogelbeschermer in het bijzonder. Daarom besloot hij zich samen met Jan Albers op te geven voor de cursus, die verbonden was aan het verkrijgen van de aanstelling als “Controleur-Vogelwet 1936”. (*)
Daarvoor togen zij begin januari 1955 naar het huis van dr. D.M. de Vries (later in datzelfde jaar prof. dr. D.M. de Vries) in Wageningen.

Wat volgde, waren een aantal donderdagavonden bij Dr. De Vries en zijn vrouw (Bowlespark 24 in Wageningen), maar ook bij ons thuis in Ede, waarin enthousiast en onder het genot van meerdere koppen koffie werd doorgenomen, wat er – behalve de kennis van de Nederlandse vogels – zoal geleerd moest worden van de “Vogelwet 1936”, de daarbij horende uitvoeringsvoorschriften en het opstellen van een proces-verbaal.

(*) Omdat bij velen in het begin van de 20e eeuw steeds meer het besef doordrong, dat de natuur bescherming verdiende (1899: oprichting Vogelbescherming en 1905: oprichting Natuurmonumenten), kwam er in 1912 een Vogelwet, waarin bijna alle inheemse vogelsoorten wettelijk werden beschermd. Deze Vogelwet werd in 1936 aangescherpt, iets wat in 1994 nog eens zou gebeuren.

Dr. De Vries en zijn vrouw waren buitengewone vogelbeschermers. Zij gingen daarin zover, dat zij een kamer en een serre van hun woning beschikbaar hadden gesteld voor door controleurs in beslag genomen vogels. Omdat deze vogels soms jarenlang in gevangenschap hadden gezeten, konden ze niet direct worden losgelaten. Het echtpaar De Vries had een speciale vergunning. Ze verzorgden de vogels in hun huis, maar lieten de dieren vrij in hun keuze. Ze mochten gaan en ze mochten komen: water en voer stonden klaar.

Wij (pa, ma en ik) gingen op zaterdagmiddag 12 februari 1955 met de groene N.B.M.-bus naar Wageningen.We gingen naar de familie De Vries. Ik herinner me nog, dat ze mij wat wantrouwig aankeken, toen we binnenkwamen en aan mijn ouders vroegen of ik wel stil kon zijn. Heel voorzichtig namen we plaats op een rijtje speciaal daarvoor neergezette stoelen. We keken naar de vogels, die door de kamer vlogen. Daar waren voor mij vogels bij, die ik nog nooit had gezien, maar wel herkende uit de boekjes. Later vroeg ik mijn moeder of ze die appelvink wel had gezien, daarboven helemaal links op de gordijnrail.
‘Was dat een appelvink?’, vroeg ze mij.

Controleur Vogelwet 1936

Op 13 april 1955 ging Henny Stel (met een “pasfoto van recente datum”) naar Utrecht, waar hij in het “Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen” (Mariaplaats 27) examen deed. ’s Middags kreeg hij te horen, dat hij was geslaagd. Aansluitend werd hij diezelfde middag nog beëdigd tot “Controleur-Vogelwet 1936”. Bovenstaande  afbeelding m.b.t.  de C-V-aanstelling van pa, betreft een verlenging van 1982.

Nestkastcontrole (1).

Op donderdag 17 februari 1955 kwam Jan Albers bij mijn vader om hem iets voor te leggen. Hij vroeg hem of hij ervoor voelde de honderd nieuwe nestkasten van de Vogelbeschermingswacht “Zuidwest-Veluwe”, die in dat voorjaar in de oostelijke (en ook de rustigste) helft van de “Sijsselt” zouden worden opgehangen, wilde gaan controleren. Pa hoefde er niet lang over na te denken. Dat was net wat voor hem. Hij kon toen nog niet weten, dat dit zijn grote hobby zou worden. Eerst in de “Sijsselt” en vanaf 1958 op de “Ginkel”. Tot en met het broedseizoen van 1998 (de laatste jaren weliswaar met hulp van een jonge kracht), maar toch …!
In september 1998 zouden pa en ma gaan verhuizen naar Emmen, dichtbij ons dus.

Onze voerplek aan de Balilaan 5 in Ede (maart 1955) - Foto: Archief Henk Stel

Onze voerplek aan de Balilaan 5 in Ede (maart 1955) – Foto: Archief Henk Stel

Ringvergunning.

Februari en maart 1955 waren een paar koude maanden, niet extreem, maar het was wel echt winter. Mijn vader had achter ons huis ruimte gemaakt voor een grote voerplek met voedertafel voor de vogels. Ze kwamen er in zwermen op af. Die voerplek (voor de vogels in de winter) zou in de loop van de jaren alleen maar groter worden.

Ik denk, dat toen bij mijn vader de vraag is gaan kriebelen: ‘Zou het ook mogelijk zijn de vogels te vangen en een ring om te doen?’ En ja, dat kon. Hij vroeg een ringvergunning aan en die werd hem vanuit het “Rijksmuseum van Natuurlijke Historie” in Leiden in het voorjaar van 1955 ook verleend. (incl. een vergunning om lokvogels te mogen vasthouden). Het begrip “lokvogels” was in de ogen van pa nogal rekbaar. In het voormalige kippen- en konijnenhok vonden gevederde zielenpoten, die (meestal door meelevende leerlingen en jeugdige buurtgenoten) bij ons aan de deur waren afgeleverd, tijdelijk onderdak. Een mini-vogel-asiel, dus.

Lees ook: Mijn vader en zijn Veluwe – Deel 10

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2020/10/14/mijn-vader-en-zijn-veluwe-deel-9/