In het veld bestaat geen eenheid van organisatie meer…
In de jaren vijftig ging ik als leerling van de HBS in Assen regelmatig bij het districtshoofd van Staatsbosbeheer in Borger op bezoek. Deze man wekte mijn belangstelling voor het vakgebied op. Hij vertelde boeiend over de nog jonge fijnspar en lariksbossen. Die zouden ooit oud en indrukwekkend worden. Veel hout zouden ze leveren. Maar vooral het belang voor het Drentse landschap werd door hem onderstreept.
Houtvester
Toen ik in 1974 houtvester in Gelderland werd, was mijn contact uit Borger inmiddels beheerder van de camping De Harskamperdennen. Opnieuw in een rol als verteller over de betekenis van bos. In Kootwijk in relatie met zandverstuivingen. Voor zijn gasten uit het gehele land werd vooral duidelijk dat bossen er lang over doen om in hun omgeving specifieke waarden krijgen. Ik kon hem veel vertellen, maar dat boeide hem weinig. Hij duldde mij als chef.
Buitendienst
Tijdens studentenbaantjes en daarna als praktijkonderzoeker (jaren zestig) kwam ik over het gehele land meer van dergelijke persoonlijkheden tegen. Waar directeuren van Staatsbosbeheer met ontzag over spraken. Die directeuren waren met boswetzaken bezig en met de opbouw van een organisatie, die het belang van veel en goed groeiend bos uitdroeg. In alle lagen van de dienst bestond het besef dat het uiteindelijke resultaat in de buitendienst tot stand moest komen.
Algemeen belang
Zo was Mantje op Texel degene die niet alleen voor de terreinen van Staatsbosbeheer op kwam, maar alles op het eiland regelde, dat hem in het belang van zijn terreinen leek. In de Wieringermeer stond Klaassen borg voor continuïteit van het beheer van door hem aangelegde bossen en lanen. Hij zou het inmiddels algemeen verfoeide kappen van die waardevolle beplantingen – voor windmolens en zonneparken – hebben tegengehouden.
De Veluwe
Op de Veluwe herinner ik me diverse persoonlijkheden bij Staatsbosbeheer, die hun sporen hebben nagelaten.
Wim Wensink in Ugchelen die het wildbeheer afstemde op de bosontwikkeling en niet het omgekeerde zoals nu gebeurt. Ook leverde hij maatwerk in zijn adviezen aan particuliere bosbezitters.
Joop Mazier in Nunspeet die gemeenten op de Noord Veluwe wees op het veelzijdige belang van bossen voor hun inwoners. Verlies van bos was toen niet aanvaardbaar.
Kortom de betekenis van het ouder wordende bos en van het bos in het algemeen kregen de nodige aandacht, omdat een gerespecteerde autoriteit ter plekke daarvoor waakte. Bewoners konden daar terecht, hoewel de klassieke autoriteit beperkingen kende. Wel netjes kloppen.
Verknipt
Inmiddels zien we in toenemende mate dat belangen en inzichten van de centraal geleide organisatie van Staasbosbeheer gaan uitmaken wat voor een boswachterij van belang is. Het (landelijke) werk wordt in projecten geknipt met wisselende bezetting van menskracht en budgetten voor districten of boswachterijen. In het veld bestaat geen eenheid van organisatie meer met een team dat verantwoordelijk is voor alle functies die een gebied kenmerken en die in onderlinge samenhang dienen te worden beheerd.
Pijnlijk duidelijk
Bij Staatsbosbeheer wordt dit gemis blijkbaar wel gevoeld en in een nieuw ontworpen structuur wil men daar aandacht aan schenken. Maar zo lang afwegingen vooral centraal worden gemaakt met grote gevolgen voor het al dan niet laten staan van zelfs een enkele boom, zo lang zal inspraak bij deze organisatie moeizaam verlopen.
De terreinen – en dan vooral de bomen daarin – zijn middelen voor het voortbestaan van de organisatie geworden. Er bestaat nauwelijks nog een streekgebonden doel. Op verschillende plekken op de Veluwe is dat pijnlijk duidelijk geworden.
Een boswachter of districtshoofd, die langer dan een kwart eeuw alle touwtjes in handen heeft en daarop kan worden aangesproken door zijn omgeving, zal wel niet terugkeren. Helaas.
Tekst: ©Leffert Oldenkamp, Adviseur bosbeheer – Wageningen