Vandaag herdenken wij de geboortedag van mijn opa en dominee Jozias Fraanje, in het archief van mijn inmiddels overleden ouders, vond ik dit krantenartikel uit 1979/1980. De schrijver van het artikel en de betreffende krant waarin dit is gepubliceerd, heb ik helaas niet kunnen achterhalen.
BARNEVELD- Naar aanleiding van de verschijning van een boekwerk bij Den Hertog’s Uitgeverij te Utrecht, onder de titel: “Ter gedachtenis uit het leven en werk van ds. J. Fraanje” willen wij enkele notities doorgeven omtrent deze predikant, die 30 jaar van zijn leven in Barneveld heeft doorgebracht.
Jozias Fraanje werd op 20 oktober 1878 in Biezelinge, een dorpje in het Zeeuwse Zuid-Beveland, geboren, zo vangt de heer Ad Bos zijn levensschets aan. Zijn voorgeslacht telde Godvruchtige kinderen des Heeren. De familie van grootvaders zijde zou zelfs afkomstig zijn van de Hugenoten, die in de 17e eeuw verdreven werden uit Elzas-Lotharingen.
Fraanje’s ouders, Cornelis Fraanje en Francine Openeer, waren eenvoudige en arme mensen. Zij behoorden bij de gemeente van ds. Daan Bakker, die predikant was van tien Ledeboeriaanse gemeenten.
Jozias Fraanje werd ook door deze voorganger gedoopt en vanaf zijn jonge jaren ging hij met zijn ouders mee naar het Bakkeriaanse kerkje van ’s Gravenpolder.
Boerenknecht
Het was op een keer dat hij als jeugdig persoon onder het gehoor kwam van ds. M. Ruben, die toen predikant van Terneuzen was. Het zal meer door het Woord Gods geweest zijn, dan door de krachtterm: “Ge gaat naar de hel!” van ds. Ruben, dat van toen af de jonge Fraanje diepe indrukken kreeg van dood en eeuwigheid. De verplichte vaccinatie was oorzaak dat hij als jongen van zes jaar niet naar school kon. Zijn ouders hadden principiële bezwaren tegen de inenting. Hij liep nog drie jaar thuis, toen er toch raad geschaft moest worden.
Zijn vader bracht hem bij een boer onder Biezelinge en zo werd Joost Fraanje op negenjarige leeftijd boerenknecht. Na enkele jaren bij een zekere Jan Rottier te hebben doorgebracht, werd hij met zichzelf bekend gemaakt, hij was toen 17 jaar.
Voerman
Dat duurde zo wat jaren voort. Vanwege een besef van Gods grootheid en heerlijkheid, werd hij zelf de zondaar, die al Zijn geboden had overtreden.
Toen ging hij veel goede dingen doen en veel zonden nalaten. In die tijd kwam hij zonder werk. Van zijn opgespaarde geld kocht hij een oud paard en dito wagen. Hij ging ‘voermannen’.
De zegen des Heeren was met hem. In de plaats van wat oud was, kon hij iets jongs en nieuws kopen.
Intussen was het in zijn zielleven als een bewogen zee. Soms had de werkelijkheid hem te pakken en op een andere keer dacht het hem goed te zondigen daar de genade zo groot was.
Dat ging zover dat hij eens geweldig schrok van de diepte van zijn zondig hart. Toen werd hij door genade de slechtste van de slechten.
Het is beter dat het niet geschreven wordt. Schrijver dezes heeft het zelf uit de mond van Piet Slabbekoorn gehoord.
Maar toen was het genoeg. Hij werd naar zijn gevoelen de grootsten der zondaren genade heel dichtbij. Radeloos bezocht hij een kerkdienst in van de Ledeboeriaanse gemeente te Goes. Daar zou de oefenaar Kersten preken. En toen is het gebeurd dat Fraanje meende verlichting te zullen krijgen voor zijn geprangd gemoed.
Vriend en metgezel
Kersten hield zijn voorafspraak naar aanleiding van de psalmregels uit de berijming van Datheen: “God is waarachtig en goedig, Hij is ’t en blijft zulks altijd.”
De pijl van het scherpe woord trof doel. Fraanje werd getroffen tussen de gesp en het pansier. Hij werd afgesneden uit het land der levenden. Vijf dagen en nachten kon hij zijn werk niet doen. Hij werd veroordeeld onder het recht van een rechtvaardig en heilig God. Die de zonden niet door de vingers ziet. Toen daalden de woorden als Hemelse balsem in zijn hart: “Leef, in uwen bloede, leef”.
De Heere Jezus werd voor Jozias Fraanje het einde der Wet tot rechtvaardigheid. De schuld werd uitgedelgd en een recht tot het eeuwige leven verkregen. Dit was een duidelijke overgang van de dood in het leven. Het bleef ook niet verborgen. Hij werd een oprechte vriend en metgezel van allen die de Naam van de Heere ootmoedig vreesden.
Dominee Roelofsen die in 1905 als predikant naar Goes was gekomen, vond in hem een toegewijde vriend.
Ook de gang en toetreding tot het Heilig Avondmaal werd niet zonder strijd en aanvechtig gevonden. Ook zijn bekering moest er aan. Het was Jezus en Jezus alleen. Het duurde ongeveer anderhalf jaar, toen Fraanje als ouderling gekozen werd van de Ledeboeriaanse Gereformeerde Gemeente van Goes. Dit was in 1906.
Onder leiding van ds. Kersten volgde toen de bundeling van de Gemeenten onder ’t Kruis met de Ledeboeriaanse gemeenten tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Letterlijk is Jozias Fraanje vanachter de ploeg tot het predikambt geroepen. Met Hemelse genade en gaven versierd, werd hij door God zelf tot dit schone ambt bekwaamd. Er kwam een diep begeren de Heere te mogen dien als geroepen knecht in Zijn wijngaard.
Maar wat kwam daar de boze op af. Fel werd de ouderling Fraanje hierin bestreden, totdat het Woord hem met kracht ervoor innam: “Indien iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.”
Lees ook: Dominee Jozias Fraanje de voerman van Biezelinge Deel 2 Slot