Een klein prozagedicht uit het leven gegrepen…
Op een mooie avond in het begin van juni, stonden Fransien en ik aan de rand van het duingebied tussen het Hoornderslag en het Jan Ayeslag, in het zuidwesten van Texel, dit gebied wordt de Bollekamer genoemd.
De Bollekamer
Het gebied dankt zijn naam aan een van de oudste duinvalleien die centraal in het gebied ligt. De brede valleien zijn veelal met duinheide begroeid en vormen een prima omgeving voor planten als de klokjesgentiaan, die in de nazomer diepblauw kleurt en goed opvalt tussen de dopheide.
Gouden glans
We genoten van de avondzon, die haar laatste licht over de duintoppen heen in de grote waterplas liet schijnen, dat als een gouden glans weerspiegelde in het water en een soort van purperen loper vormde.
Alleen de waaiende wind liet het riet zachtjes wuiven, waarbij het een liedje in onze oren fluisterde, dat heel harmonieus en vredig op ons overkwam.
Het was echt ontroerend en raakte ons diep van binnen, die eeuwige verwondering voor onze Schepping en haar Schepper en zo ontstond regel voor regel dit kleine prozagedichtje!
Wuivend riet
Wuivend riet,
in gouden glans.
Het laatste zonlicht,
weerspiegelt in het water.
Een purperen loper,
wordt voor mij uitgerold.
De wind die fluistert,
een bijna hemels lied.
Dat vredig klinkt,
als ik geduldig luister.
Een harmonieuze stem,
gelijk het kabbelende water.
Het ontroert ons,
diep van binnen.
De avond valt,
in ’t wuivend riet.
Tekst: ©Louis Fraanje