Terug naar de ontmoeting…
Het navolgende verhaal is geschreven door Jochanan Vreekamp, zoon van de inmiddels overleden dominee Henk Vreekamp((1943-2016), die vandaag precies 8 jaar geleden, op maandag 29 februari 2016 om het leven kwam bij een noodlottig verkeersongeval’ in zijn woonplaats Epe op de Veluwe.
Voettocht
Eigenlijk is het een voettocht in de sporen van zijn vader en onze vriend Henk Vreekamp.
*******************************************************************************************************************************
“Struinen over Veluwse zandduinen”
Dadelijk
‘De Veluwenaars, die men op zijn’ weg ontmoet – hun getal is klein! – hebben niet het geringste denkbeeld van tijd of afstand. Zelven schrijden zij met een vasten reuzentrend door en mogelijk voor hen een ‘half uurtje’ niet veel meer, dan een half uur, en hun ‘dadelijk’ in ernst gemeend. Voor den niet-Veluwenaar is een
‘half uurtje’ minstens een goed uur te rekenen en het bosch, dat hij dat hij ‘dadelijk’ zal zien, het dorp, dat hij ‘terstond’ zal bereiken, ligt in den regel nog in het verre verschiet. Bovendien is een wijle dwalens geenszins onmogelijk in bosch en heide, waar de merkteekens, om zich naar te rigten, ontbreken en de wegen zich zoo misleidend kunnen kruisen. Een goede kaart kan uitnemende diensten bewijzen.’
Zo beschreef de wandelende predikant Jacobus Craandijk (1834-1912) de Veluwenaar tijdens een van zijn vele wandelingen.
De liefde tot zijn land is ieder aangeboren
Ik ben gehecht aan de Veluwe. Onze familiegeschiedenis gaat meer dan vierhonderd jaar terug de Veluwse tijd in. Ik voel een sterke verbinding met het landschap, maar zeker ook met de mensen die er ooit leefden. Met een oude landkaart in de hand beloop ik ontelbare oude zandwegen en verrassende wandelpaden. Van wie zou ik dat hebben? Het is deze ongedwongen landelijkheid die mij doet verbinden met de Veluwe. Het is de oververvalste boeren landelijkheid met hun ploeg en akker die zich hier volstrekt niet laat intimideren door een vluchtig oordeel van cultuurmensen met hun pen en papier.
Struinen
Het is inmiddels ruim zeven jaar geleden dat ik voor de eerste keer met Louis Fraanje een zwerftocht heb gemaakt op de Hoge Veluwe. In datzelfde jaar kwam er een einde aan het struinen buiten de paden in ons Nationale Park. Vandaag kiezen we onze eigen weg. Want soms spreekt struinen en zoeken meer aan dan het betreden van het aangewezen pad. Vandaag is het dinsdag 16 januari 2024 en onze tocht voert dwars door zandduinen met buntgrasvegetatie en jeneverbesstruwelen in een onder de voet gelopen gebied met een rijke geschiedenis. Het Kootwijkerzand. Daarbij zijn we in goed gezelschap, mijn broer Leonhard wandelt ook mee.
Te wit om door te gaan
Gisteren was het nog even spannend of de geplande tocht wel door zou kunnen gaan. Door het bekijken van de satellietbeelden voelden we nattigheid op het tijdstip dat wij onze tocht gepland hadden. Vandaag rond acht uur geloofden wij dat het niet te wit was om onze tocht door te kunnen laten gaan. De sneeuw bleek een geschenk in plaats van een spelbreker.
Zandloper
We parkeren onze auto bij de Hervormde kerk van Kootwijk en reizen samen verder naar de parkeerplaats nabij de Harskamperhoek. Bij de bosrand trekt een reus van weervast staal onze aandacht. Deze uitkijktoren gaat als onomkeerbare zandloper door het leven, stevig verankert en nooit loskomend van het land. Het is het start- en eindpunt van onze tocht. Wij zijn niet aan tijd gebonden.
Vergeten windstreek
Vandaag ligt er sneeuw als een dik tapijt op de aarde. Voor het hoge noorden is het zuiden bedreigend wat klimaat en temperatuur betreft. De ijskappen dreigen te smelten door het zogenoemde broeikaseffect. Uitgerekend uit die windstreek komen de componenten die voor dit landschap bepalend zijn geweest. De oerkracht van schuivend ijs schiep een land van stuwwallen, zandwoestijnen en heidevelden. Onder de Europese zon strekt zich de Veluwe uit als zuidelijk grensgebied van de noordelijke wereld. Vanaf hier kijken we naar het noorden. Naar onze ‘vergeten’ windstreek. Daarginds op de grens tussen noord en zuid lag een vesting. Dat wordt ook onze bestemming.
Dubridun
Dubridun, duin aan het water, was een dorp op de Veluwe. Ruim duizend jaar geleden was het gesticht aan de oever van een bestaand meer. Voor land, dier en mens was voldoende water voorhanden. Niets of niemand hoefde van dorst om te komen. Het was in de dagen dat de woestijn een waterrijke oase bood totdat een dodelijke droogte de bodem uitputte en het zand liet gaan en stuiven. Ook toen al klimaatzorgen. De bewoners waren gedwongen hun biezen te pakken en naar elders te vertrekken. De bewoners verdwenen uit de woestijn en het dorp verdween in de woestijn. Dubridun heeft het een eeuwigheid zonder haar dorpelingen en ander gezelschap moeten doen totdat een archeoloog in het bijzijn van studenten ging spitten. Vanaf een heuvelrug keek een Veluwse verkenner naar dit tafereel, nieuwsgierig naar wat er huist in het mulle zand.
Binnenwandelen
Ieder heeft zijn eigen dorp. Voor sommigen is dat Jorwerd of Wekerom en voor mijn vader was dat Dubridun. Hier in het Kootwijkerzand, de grootste zandverstuiving van West-Europa, hartje Veluwe. Als Veluwse verkenner tekende hij het als volgt op:
‘Ik wandelde door de woestijn in het Kootwijkerzand. Blootsvoets zwalkte ik door de zomerse zandzee. In die dagen behoorde struinen met satellieten tot de technische mogelijkheden. Maar liever baande ik mij naar eigen inzicht een pad onder de sterren. Na enige tijd viel mijn oog op een stalen kast, bevestigd op een stalen voet. Inspectie bracht aan het licht dat door middel van een diapresentatie de omgeving in kaart werd gebracht. Ter plekke bleek de zandwoestijn onder haar dekmantel een dorp te verbergen.
Ik was gearriveerd bij het oude Dubridun. Zonder dat ik het besefte was ik de Midden-Aarde binnengewandeld. Hier ligt het begin van alle wegen die voeren naar het noorden, het oosten, het zuiden en zelfs het westen. Rondom het dorp was tot in wijde omgeving de aarde woest en leeg. Duisternis had zich breed gespreid over de onbebouwde velden. Een hand voor de ogen was nauwelijks te zien. Voeten bleven zelfs geheel onzichtbaar. Dit gold ook voor het pad dat gebaand moest worden. Wie zou in dit verwarde en verwarrende landschap de zoekende mens een betrouwbare weg wijzen? Deze plek raakt me onrustig diep.’