.
.
Luntersche Buurtbosch
In de Middeleeuwen beschouwde de Hertog van Gelre zich eigenaar van de bossen en heidevelden.
Delen van deze woeste gebieden werden door boeren bewerkt. Die boeren moesten een tiende deel van de opbrengst als gebruiksrechten afdragen aan de hertog.
De wildwal, nu nog steeds de langste in het midden van Nederland, was een scheiding tussen de landbouwgronden en de andere delen. Die andere delen waren gereserveerd voor de hertog.
Ze werden onder andere voor de jacht en voor het kappen van gerief- en brandhout gebruikt en werden ook wel domeinbossen genoemd. Als gevolg van overbegrazing, uitputting van de grond, het steken van heideplaggen en algemene verdroging in de elfde eeuw ontstonden vanaf de late Middeleeuwen op de hogere zandgronden van de Veluwe uitgebreide zandverstuivingen.
Tijdens de late Middeleeuwen vonden op grote schaal veen- ontginningen plaats in de lage delen van de Gelderse Vallei en werden de hogere delen van het stuwwallenlandschap in snel tempo ontbost door houtkap en overbegrazing. Als gevolg van de ontbossingen wordt het stuwwallenlandschap vanaf de late Middeleeuwen tot ver in de 19e eeuw gekenmerkt door uitgestrekte heidevelden.
Hier werden de schapen geweid terwijl heideplaggen, vermengd met mest en bosstrooisel, gebruikt werden om de akkers te bemesten. Dit vruchtbare mengsel werd jaarlijks op de akkers gebracht in en om de Lunterse eng.
Door de uitvinding van de kunstmest raakten de heidevelden overbodig en konden ze in relatief korte tijd worden ontgonnen. Deze ontginning startte aan het eind van de 19e eeuw. Een groot deel van de heide werd beplant met bos ten behoeve van de houtindustrie en de mijnbouw.
In 1888 werd, als gevolg van de invoering van de Markenwet, de Heidemij opgericht. Ontginning van woeste gronden en heidevelden was in Nederland daarmee, in het kader van de vooruitgang, maatschappelijke prioriteit geworden. Vanouds waren de woeste gronden in gebruik bij de boeren uit de streek. Om de gemeenschappelijke belangen in het gebruik te regelen verbonden de boeren zich in markegenootschappen of buurtschappen. De deelnemers in een markegenootschap noemde men ‘geërfden’. Geërfden waren bezitters van een erf ofwel een boerderij. Alleen de geërfden mochten in hun gebied grind en zand graven, plaggen steken, schapen hoeden en bijenkorven uitzetten.
Grond die in bezit was van markegenootschappen of de buurtschap kon in erfpacht worden gegeven en ook verkocht.
Notaris Van den Ham gaf via de Luntersche Tuinbouw Vereeniging de aanzet tot de Markenwet van 1886. Hierdoor werd het mogelijk de woeste gronden onder de geërfden te verdelen. Vooral dankzij de grote inspanningen van de kandidaat-notaris Rutgerus Dinger werd het besluit tot verdeling van de grond in eigendom uiteindelijk met algemene stemmen genomen. Het duurde vervolgens tot 1889 voordat de grond verdeeld was.
Van den Ham kocht de schrale heidegronden waarmee boeren niet veel konden beginnen. Hij had in korte tijd een complex van ca. 130 ha. heidegrond in bezit. Op deze grond legde hij het welbekende en nog steeds bestaande Luntersche Buurtbosch aan, compleet met uitzichttoren.
Meer informatie hierover vindt u elders op het weblog.
De heidegronden die buiten het plan bleven deed Van den Ham over aan Dinger. Op een deel van deze grond verrees later een coniferenverzameling: Het pinetum De Dennenhorst.
Lunters arboretum
Notaris Rutgerus Dinger kwam op het idee om de grond van het huidige landgoed De Dennenhorst over te nemen. Hij was inmiddels notaris Van den Ham opgevolgd.
Pinetum de Dennenhorst in Lunteren werd in 1934 gesticht door Ir. H.L. Dinger (een neef van notaris Dinger). Het is een bijzondere tuin met meer dan duizend verschillende coniferen zoals:
de grove den (Pinus sylvestris), de Japanse zilverspar (Abies veitchii), de Spaanse zilverspar (Abies pinsapo), een jong exemplaar van de hoogste boom ter wereld: de mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), de rode- of potloodceder (Juniperus virginiana – geen ceder maar een jeneverbes), de wierookceder (Libocedrus decurrens) en vele andere soorten.
Het landgoed is ongeveer 6 hectare groot. Samen met de omliggende stukken bos maakt het onderdeel uit van het oorspronkelijke landgoed de Dennenhorst.
Het landgoed is nog steeds in eigendom van nazaten van Ir. H.L. Dinger en dreigde een beetje in de vergetelheid te raken maar in 2006 werd het pinetum weer in oude luister hersteld.
Meer informatie hierover vindt u elders op het weblog.
Er valt nog veel meer te vertellen Lunteren door de eeuwen en haar andere mooie bezienswaardigheden zoals bijvoorbeeld de Wildwal en de Hessenweg maar daar komen we in een later stadium via ons weblog op terug.
Laten we zuinig zijn op onze Lunterse Cultuurhistorische Parels! Gelukkig wordt er nu werk van gemaakt om ze voor de toekomst te bewaren. Lunteren, Mooi in ´t Midden !